Boekverslag: De straat
Door: Daniel Cremers
Plaats van handeling
Het verhaal speelt zich af in "de Staat": een straat waarin rijke mensen wonen zoals de notaris, de burgemeester, de ontvanger en de dominee.
Tijd van handeling
Het verhaal speelt zich af in het begin van deze eeuw, wanneer er nog geen auto's en geen TV's zijn en de mensen gevangen zaten in hun eigen huizen, bang voor alles wat vreemd was [dat lijkt wel heel veel op het heden, maar goed :) ].
De hoofdpersonen
(in dit boek is iedereen zo ongeveer wel een bij-persoon, omdat er telkens wordt overgesprongen van de ene naar de andere persoon. Er zijn heel veel hoofdpersonen en daardoor zou ik eerder denken dat iedereen een bij-persoon is, maar natuurlijk hoeft dat niet zo te zijn...)
Mathilde van Bremen: De vrouw van de dominee. Ze wil dolgraag wat er bij de mensen thuis gebeurt weten, maar het lukt haar maar niet door de dikke schilden die de anderen van de buitenwereld afschermen heen te komen. Ze is een zwak persoon, bang voor iedereen en makkelijk om te verjagen. Door het huisvesten van een groepje Hongaarse kinderen probeert ze dichter bij de mensen te komen. Het lukt haar echter niet. De mensen zijn niet zo enthousiast over het idee als ze dat eerst had gedacht. Zelfs de burgemeestersvrouw wil geen kind in huis nemen.
Meneer van Bremen, Mathildes man, is tijdens het boek afwezig. Hij behandeld haar als een slaaf. Ze moet hem heel veel vergeven. Nu hij weg is, probeert ze haar macht uit om vrienden te krijgen.
Ze is erg religieus, ze is tegen de kermis die de Straat in trekt, maar ze kan het feest niet tegenhouden en ze zwicht dan ook door de druk. Ze laat het feest dus toch maar doorgaan.
Ze heeft een naaisterskransje gevormd van meisjes van de burgerlijke stand die naaien terwijl zij uit de Bijbel leest.
De burgemeester: Hij is getrouws met mevrouw Courtois, maar heeft geen kinderen. Hij en zijn vrouw vinden het kwetsend van de dominees vrouw dat zij er op staat dat zij een Hongaars kind nemen. De burgemeester is een stil persoon (net als alle andere mensen uit de Staat). Hij wil graag een kind, maar weet dat hij het niet kan krijgen. Hij staat onder druk, omdat de andere gemeenten al wel Hongaarse kinderen hadden genomen en hij had het niet gedaan.
Hij is neutraal tegenover de kermis. Hij weet dat tegenwerken geen zin heeft: de mensen moeten die ene keer in het jaar hun emoties kwijt.
Jozien: De vrouw van de ontvanger. Zij is dood ongelukkig geworden door de kermis. Zij voelt zich alleen gelaten door haar dochter (Lientje) en haar man. Ze vermoed allerlei dingen. Ze doet of ze ziek is en snakt naar aandacht die ze maar niet kan krijgen. Ze voelt zich opgesloten in haar huis van de Staat. Ze heeft iemand nodig die haar zou kunnen troosten.
Rond het einde van het boek, als de kermis alweer voorbij is, knapt ze weer op. Ze denkt er aan een Hongaars kind in huis te nemen en het samen met haar dochter op te voeden.
De kantonrechter: Hij voelt zich jong. Hij vind het vreemd dat hij zich moest uitsloven om een vriendelijke lach te kunnen krijgen van jonge meisjes. Langzamerhand groeit bij hem het besef dat hij toch oud aan het worden is. Jetje is verliefd op hem en wil met hem kussen, maar hij laat haar niet toe. Hij heeft dan al beseft dat hij oud is. Hij heeft een vrouw.
Mevrouw Koulman: Een vrouw die zeer veel van praten houd. Ze is getrouwd met de griffier. Ze is veertig en hecht geen waarde aan haar huwelijk. Ze heeft haar man nodig om haar te voorzien, maar achter zijn rug gaat ze met andere mannen vreemd. Ze was al een keer getrouwd geweest. Toch ontdekt ze dat de jonge mannen haar niet meer willen. Ze ontdekt haar ouderdom.
Jeanette: Ze is weduwe en heeft twee kinderen. Ze zorgt alleen maar voor haar vader. Daardoor kan zij niets anders doen. Ze is aan hem vastgeketend en haar jeugdjaren vliegen voorbij. Ze wou graag een jongen willen hebben. Vaak huilt ze van verdriet. Pas als haar vader sterft aan het einde van de kermis is ze vrij.
Juffrouw Wefers: Een onderwijzeres. Ze houd erg veel van kinderen en zou er graag zelf een willen hebben. Ze heeft geen man en niemand vind haar leuk. Ze huilt van ellende en eenzaamheid. Zeker nu er de kermis is en ze al die kinderen pret ziet maken. Ze denkt dat er aan een Hongaars kind in huis te nemen. Ze verlangt er hevig naar, maar ze is te verlegen om het te vragen. Pas aan het einde van het boek vraagt ze het.
De vrouw van de secretaris: Ze heeft kinderen met hem, maar die zijn naar Indi? vertrokken en laten amper iets van zich horen. Ze is als het ware kinderloos en denkt er aan een Hongaars kind in huis te menen.
Bij personen:
Bogert: Een steenfabrikant. Hij is ernstig ziek geworden. Hij sterft als de kermis bijna voorbij is. Door zijn dood bevrijd hij Jeanette, zijn dochter, van haar lijden. Hij is een gierige man.
En nog vele andere kinderen zoals het naaikransje dat bestond uit: Geertje, Wiesje, Richteren Eva Molijn. Het waren meisjes van hogere burgerlijke stand en hun ouders wilden niet dat ze omgingen met lager gesitueerde jongens. Voor hen zag de toekomst er grauw uit.
Afronding van het boek
Het einde is gesloten en er zijn geen ethische vragen die later in je hoofd blijven rondzwerven.
De inhoud:
"De staat" gaat over een groep mensen die in een Staat leven. Ze zijn bang om hun geheimen te onthullen en ze leven als een soort van schimmen. Ze worden ouder en ze merken het heel goed.
Door het bericht over een transport Hongaarse kinderen komt er veel verwarring tussen de personen. De ene stemt toe, voor de ander ligt het iets dieper. De burgemeestersvrouw ligt onder druk om er eentje in huis te nemen, omdat zij een voorbeeld moet geven aan de rest van de gemeente. Anderen kunnen het niet, omdat ze het te druk hebben met hun eigen kinderen of juist omdat ze geen kinderen willen hebben. De lerares wil dolgraag een kind, maar ze durft het niet te vragen (tenslotte doet ze het toch).
De kermis trekt de stad in en de dominees vrouw verzet zich er tegen. Haar man is er niet , hij is een poosje niet thuis en zij neemt zijn taken over. Zij verspreid dan ook het bericht dat er Hongaarse kinderen zijn die moeten worden opgevangen. Ze heeft het toch moeilijk om ze allemaal een dak boven het hoofd te verschaffen.
Bogart is ziek en hij sterft langzaam terwijl de kermis in volle gang is. De kermis maakt iedereen los, iedereen die het helle jaar gespannen in zijn huis zat, kan nu de straat op en kan zijn hart vrij laten.
In het boek word steeds een persoon uit de Straat belicht en omschreven. Herhaaldelijk word dezelfde persoon weer naar voren gebracht.
Een lijdensweg van de vrouwen wordt omschreven: Hun angst voor het ouder worden en de angst dat hun mannen met andere vrouwen omgaan. De mannen vrezen hetzelfde van hun vrouwen.
Aan het einde van het boek, kan iedereen het er mee vinden dat hij/zij oud aan het worden is en de gang van elke dag gaat weer voort nadat de kermis is ge?indigd om daarna na een jaar weer terug te keren.
Spannin
Er treden vage climaxpunten op. Maar die zijn niet noemenswaardig. Zo is er de dood van Bogart en het flauw vallen van Wiesje. Het verhaal loopt eigenlijk aan een stuk door zonder grote schommelingen: zeer eentonig.
Opbouw, vertelwijze en tijdverloop
Het boek bestaat uit vijf afgeronde hoofdstukken. In elk hoofdstuk gebeurt er iets belangrijks. Het verhaal is de hij/zij vorm geschreven. Er is een alwetendende verteller die van de ene naar de andere figuur springt. Het verhaal is redelijk chronologisch opgebouwd. Er komen af en toe herinneringen voor (flash-backs), maar over het algemeen kabbelt het verhaal voort.
Er treed af en toe een innerlijke alleenspraak voor. Maar die heeft geen grote betekenis. De gevoelens van de personen zijn belangrijk.
Mijn mening
Dit is een van de enige leuke Nederlandse boeken die op de literatuurlijst staan. Het geeft je een lekker gevoel van binnen en daar hoort een boek voor te zorgen. Een aanrader dus!
Plaats van handeling
Het verhaal speelt zich af in "de Staat": een straat waarin rijke mensen wonen zoals de notaris, de burgemeester, de ontvanger en de dominee.
Tijd van handeling
Het verhaal speelt zich af in het begin van deze eeuw, wanneer er nog geen auto's en geen TV's zijn en de mensen gevangen zaten in hun eigen huizen, bang voor alles wat vreemd was [dat lijkt wel heel veel op het heden, maar goed :) ].
De hoofdpersonen
(in dit boek is iedereen zo ongeveer wel een bij-persoon, omdat er telkens wordt overgesprongen van de ene naar de andere persoon. Er zijn heel veel hoofdpersonen en daardoor zou ik eerder denken dat iedereen een bij-persoon is, maar natuurlijk hoeft dat niet zo te zijn...)
Mathilde van Bremen: De vrouw van de dominee. Ze wil dolgraag wat er bij de mensen thuis gebeurt weten, maar het lukt haar maar niet door de dikke schilden die de anderen van de buitenwereld afschermen heen te komen. Ze is een zwak persoon, bang voor iedereen en makkelijk om te verjagen. Door het huisvesten van een groepje Hongaarse kinderen probeert ze dichter bij de mensen te komen. Het lukt haar echter niet. De mensen zijn niet zo enthousiast over het idee als ze dat eerst had gedacht. Zelfs de burgemeestersvrouw wil geen kind in huis nemen.
Meneer van Bremen, Mathildes man, is tijdens het boek afwezig. Hij behandeld haar als een slaaf. Ze moet hem heel veel vergeven. Nu hij weg is, probeert ze haar macht uit om vrienden te krijgen.
Ze is erg religieus, ze is tegen de kermis die de Straat in trekt, maar ze kan het feest niet tegenhouden en ze zwicht dan ook door de druk. Ze laat het feest dus toch maar doorgaan.
Ze heeft een naaisterskransje gevormd van meisjes van de burgerlijke stand die naaien terwijl zij uit de Bijbel leest.
De burgemeester: Hij is getrouws met mevrouw Courtois, maar heeft geen kinderen. Hij en zijn vrouw vinden het kwetsend van de dominees vrouw dat zij er op staat dat zij een Hongaars kind nemen. De burgemeester is een stil persoon (net als alle andere mensen uit de Staat). Hij wil graag een kind, maar weet dat hij het niet kan krijgen. Hij staat onder druk, omdat de andere gemeenten al wel Hongaarse kinderen hadden genomen en hij had het niet gedaan.
Hij is neutraal tegenover de kermis. Hij weet dat tegenwerken geen zin heeft: de mensen moeten die ene keer in het jaar hun emoties kwijt.
Jozien: De vrouw van de ontvanger. Zij is dood ongelukkig geworden door de kermis. Zij voelt zich alleen gelaten door haar dochter (Lientje) en haar man. Ze vermoed allerlei dingen. Ze doet of ze ziek is en snakt naar aandacht die ze maar niet kan krijgen. Ze voelt zich opgesloten in haar huis van de Staat. Ze heeft iemand nodig die haar zou kunnen troosten.
Rond het einde van het boek, als de kermis alweer voorbij is, knapt ze weer op. Ze denkt er aan een Hongaars kind in huis te nemen en het samen met haar dochter op te voeden.
De kantonrechter: Hij voelt zich jong. Hij vind het vreemd dat hij zich moest uitsloven om een vriendelijke lach te kunnen krijgen van jonge meisjes. Langzamerhand groeit bij hem het besef dat hij toch oud aan het worden is. Jetje is verliefd op hem en wil met hem kussen, maar hij laat haar niet toe. Hij heeft dan al beseft dat hij oud is. Hij heeft een vrouw.
Mevrouw Koulman: Een vrouw die zeer veel van praten houd. Ze is getrouwd met de griffier. Ze is veertig en hecht geen waarde aan haar huwelijk. Ze heeft haar man nodig om haar te voorzien, maar achter zijn rug gaat ze met andere mannen vreemd. Ze was al een keer getrouwd geweest. Toch ontdekt ze dat de jonge mannen haar niet meer willen. Ze ontdekt haar ouderdom.
Jeanette: Ze is weduwe en heeft twee kinderen. Ze zorgt alleen maar voor haar vader. Daardoor kan zij niets anders doen. Ze is aan hem vastgeketend en haar jeugdjaren vliegen voorbij. Ze wou graag een jongen willen hebben. Vaak huilt ze van verdriet. Pas als haar vader sterft aan het einde van de kermis is ze vrij.
Juffrouw Wefers: Een onderwijzeres. Ze houd erg veel van kinderen en zou er graag zelf een willen hebben. Ze heeft geen man en niemand vind haar leuk. Ze huilt van ellende en eenzaamheid. Zeker nu er de kermis is en ze al die kinderen pret ziet maken. Ze denkt dat er aan een Hongaars kind in huis te nemen. Ze verlangt er hevig naar, maar ze is te verlegen om het te vragen. Pas aan het einde van het boek vraagt ze het.
De vrouw van de secretaris: Ze heeft kinderen met hem, maar die zijn naar Indi? vertrokken en laten amper iets van zich horen. Ze is als het ware kinderloos en denkt er aan een Hongaars kind in huis te menen.
Bij personen:
Bogert: Een steenfabrikant. Hij is ernstig ziek geworden. Hij sterft als de kermis bijna voorbij is. Door zijn dood bevrijd hij Jeanette, zijn dochter, van haar lijden. Hij is een gierige man.
En nog vele andere kinderen zoals het naaikransje dat bestond uit: Geertje, Wiesje, Richteren Eva Molijn. Het waren meisjes van hogere burgerlijke stand en hun ouders wilden niet dat ze omgingen met lager gesitueerde jongens. Voor hen zag de toekomst er grauw uit.
Afronding van het boek
Het einde is gesloten en er zijn geen ethische vragen die later in je hoofd blijven rondzwerven.
De inhoud:
"De staat" gaat over een groep mensen die in een Staat leven. Ze zijn bang om hun geheimen te onthullen en ze leven als een soort van schimmen. Ze worden ouder en ze merken het heel goed.
Door het bericht over een transport Hongaarse kinderen komt er veel verwarring tussen de personen. De ene stemt toe, voor de ander ligt het iets dieper. De burgemeestersvrouw ligt onder druk om er eentje in huis te nemen, omdat zij een voorbeeld moet geven aan de rest van de gemeente. Anderen kunnen het niet, omdat ze het te druk hebben met hun eigen kinderen of juist omdat ze geen kinderen willen hebben. De lerares wil dolgraag een kind, maar ze durft het niet te vragen (tenslotte doet ze het toch).
De kermis trekt de stad in en de dominees vrouw verzet zich er tegen. Haar man is er niet , hij is een poosje niet thuis en zij neemt zijn taken over. Zij verspreid dan ook het bericht dat er Hongaarse kinderen zijn die moeten worden opgevangen. Ze heeft het toch moeilijk om ze allemaal een dak boven het hoofd te verschaffen.
Bogart is ziek en hij sterft langzaam terwijl de kermis in volle gang is. De kermis maakt iedereen los, iedereen die het helle jaar gespannen in zijn huis zat, kan nu de straat op en kan zijn hart vrij laten.
In het boek word steeds een persoon uit de Straat belicht en omschreven. Herhaaldelijk word dezelfde persoon weer naar voren gebracht.
Een lijdensweg van de vrouwen wordt omschreven: Hun angst voor het ouder worden en de angst dat hun mannen met andere vrouwen omgaan. De mannen vrezen hetzelfde van hun vrouwen.
Aan het einde van het boek, kan iedereen het er mee vinden dat hij/zij oud aan het worden is en de gang van elke dag gaat weer voort nadat de kermis is ge?indigd om daarna na een jaar weer terug te keren.
Spannin
Er treden vage climaxpunten op. Maar die zijn niet noemenswaardig. Zo is er de dood van Bogart en het flauw vallen van Wiesje. Het verhaal loopt eigenlijk aan een stuk door zonder grote schommelingen: zeer eentonig.
Opbouw, vertelwijze en tijdverloop
Het boek bestaat uit vijf afgeronde hoofdstukken. In elk hoofdstuk gebeurt er iets belangrijks. Het verhaal is de hij/zij vorm geschreven. Er is een alwetendende verteller die van de ene naar de andere figuur springt. Het verhaal is redelijk chronologisch opgebouwd. Er komen af en toe herinneringen voor (flash-backs), maar over het algemeen kabbelt het verhaal voort.
Er treed af en toe een innerlijke alleenspraak voor. Maar die heeft geen grote betekenis. De gevoelens van de personen zijn belangrijk.
Mijn mening
Dit is een van de enige leuke Nederlandse boeken die op de literatuurlijst staan. Het geeft je een lekker gevoel van binnen en daar hoort een boek voor te zorgen. Een aanrader dus!
Ze was een Nederlands schrijfster van romans. Haar bekendste werk is De klop op de deur uit 1930.
Boek informatie
- De straat
- Ina Boudier-Bakker
- Nederlands
Handige opties
- Meer boeken van:Ina Boudier-Bakker