Werkstuk: De steentijd
De steentijd begint toen de mensen verschenen. In het begin van de prehistorie woonden alleen dieren op de wereld. Pas veel later kwamen er mensen. Omdat de steentijd heel lang duurde, meer dan een miljoen jaar, hebben we deze tijd in drie stukken verdeeld: de oude steentijd, de midden steentijd en de nieuwe steentijd.
In de oude steentijd kon het in onze streken ijskoud zijn. Soms was ons land zelfs bedekt met ijs. We noemen dat een ijstijd. Er leefden hier mammoeten en rendieren. Om aan voedsel te komen waren deze dieren verplicht lange tochten te maken van soms wel duizenden kilometer. Ook de mensen maakten lange tochten naar plekken waar deze dieren langskwamen. Toen het na de ijstijd warmer werd, groeide ons land vol met bossen. De rendieren trokken weg naar koudere streken en andere dieren kwamen in de plaats. In de bossen was allerlei voedsel te vinden dat de mensen verzamelden. Deze periode noemen we de midden steentijd. Op een dag kwamen er vanuit het zuiden boeren in ons land wonen. In plaats van op dieren te jagen, hadden zij dieren getemd. Zo hadden ze vlees, huiden en melk altijd bij de hand. De boeren gingen op een vaste plek wonen, in grote huizen. Dit is de nieuwe steentijd. De informatie die je hieronder vindt, gaat vooral over het einde van de midden steentijd en over de nieuwe steentijd.
Jagers en verzamelaars
In ons land zijn vaak bij riviertjes resten houtskool gevonden en ook voorwerpen van steen en botten. We weten daarom dat op zulke plaatsen mensen hebben gewoond. Waarschijnlijk verbleven deze jagers in tenten of hutten. Ze leefden in familiegroepen van soms 10 tot 30 volwassenen en kinderen. Eenmaal in het jaar kwamen deze kleine groepen bij elkaar. Samen konden dat soms wel 300 mensen zijn. Ze hoorden bij dezelfde stam. Ze spraken allemaal dezelfde taal. Als er eten nodig was, gingen de mannen op jacht, maar de vrouwen en kinderen zorgden voor het meeste eten. Zij gingen iedere dag op zoek naar voedsel in de bossen. In de herfst zochten ze wilde vruchten en in het voorjaar bladgroenten en knollen.
Kinderen
De belangrijkste taak van de kinderen bestond erin om samen met de vrouwen voedsel te verzamelen. Daarbuiten was er natuurlijk ook tijd om te spelen. Er zijn kleine pijlen en boogjes gevonden, die archeologen doen vermoeden dat de kinderen hiermee jachttaferelen naspeelden. Misschien hebben ze ook wel met steentjes gespeeld, of andere spelletjes.
Gereedschap en wapens
De mensen gebruikten vuursteen, hout, dierenbotten en huiden om werktuigen te maken. In het begin zag het gereedschap er eenvoudig uit. Later is men botten en steen heel precies gaan bewerken en slaagden men erin om fijne speerpunten te maken. Ze gingen naalden maken om lappen leer aan elkaar te naaien en men ontdekte in die tijd de pijl en boog.
Een vuurplaats
Vuur speelde een zeer belangrijke rol in het leven van de mensen. De vuurplaats was dan ook de belangrijkste plek bij elke hut. 's Avonds kwamen de mensen uit de groep daar bijeen om te eten. 's Nachts zorgde het vuur ervoor dat de dieren op afstand bleven. Het was er veilig, de mensen konden zich lekker warmen en ze luisterden naar de verhalen die ze elkaar vertelden.
Tovenaars
De meeste stammen hadden een wijze man of vrouw. Dit was een soort priester of tovenaar. We noemen hem of haar een 'sjamaan'. Deze sjamaan kende alle verhalen. Hij wist hoe je met de geesten om moest gaan: voor welke geesten je moest oppassen en welke je hielpen. Voor de jacht moesten de geesten die in de dieren woonden vriendelijk gestemd worden. Hij hielp de mensen ook als er iemand plechtig begraven moest worden. En wat heel belangrijk was: de sjamaan had vaak veel verstand van kruiden tegen ziekte of pijn.
Landbouwers
Ongeveer 7000 jaar geleden kwamen vanuit het Midden-Oosten de eerste boeren in onze streken wonen. Zo'n boerenbedrijf was een geweldige uitvinding. Men was niet langer afhankelijk van wat er in de natuur te vinden was. De boeren konden zelf in hun onderhoud voorzien. Ze hadden ontdekt dat je zelf graan kon zaaien en dat je dieren kon temmen. Ze hoefden geen lange tochten meer te maken of op jacht te gaan. Ze hielden de dieren aan huis en namen de natuur in bezit: het werd hun grond, hun gewas en hun vee. De mensen bleven voortaan op ??n plek wonen.
Boerderijen
Omdat de boeren nu op ??n plaats blijven wonen bouwen ze boerderijen. De wanden van de boerderijen worden gemaakt van planken of een vlechtwerk van takken besmeerd met klei en stro. De daken worden bedekt met stro. Binnenin bestaat de boerderij uit ??n groot vertrek. Daarin konden ze ook voorraden voedsel voor de winter bewaren. Ze gingen ook met grotere groepen samenleven. Hierdoor waren er steeds meer huizen nodig en ontstonden de eerste kleine dorpen.
Nieuwe uitvindingen
De landbouwers vonden veel nieuwe dingen uit, zoals bijlen om bomen mee om te hakken en potten om voedsel in te bewaren. Ze gingen ook hun eigen kleding weven. De jagers die hier woonden zijn natuurlijk doorgegaan met jagen. Maar langzaam gingen zij hun manier van leven toch veranderen. Behalve het jagen op dieren, begonnen ze de dieren ook te gebruiken. Ze gingen nog steeds op zoek naar planten en naar knollen die in het wild groeiden, maar ze leerden van de boeren ook dat je bijvoorbeeld graankorrels in potten kon bewaren en zelf kon zaaien. Zo werden jagers stapje voor stapje boeren.
Levensverwachtingen
De mensen werden minder oud dan nu, maar hun volwassen leven begon ook eerder. Meisjes van 14 jaar vond men oud genoeg om met een partner te leven en kinderen te krijgen. Jongens, als ze eenmaal de baard in de keel kregen, werden als volwassen man gezien. Ze moesten dat wel bewijzen. Onder leiding van de sjamaan voerden ze moeilijke opdrachten uit. Ze leerden bijvoorbeeld hoe het was om een paar dagen en nachten alleen in het bos te blijven en daar voor zich zelf te zorgen.
In de oude steentijd kon het in onze streken ijskoud zijn. Soms was ons land zelfs bedekt met ijs. We noemen dat een ijstijd. Er leefden hier mammoeten en rendieren. Om aan voedsel te komen waren deze dieren verplicht lange tochten te maken van soms wel duizenden kilometer. Ook de mensen maakten lange tochten naar plekken waar deze dieren langskwamen. Toen het na de ijstijd warmer werd, groeide ons land vol met bossen. De rendieren trokken weg naar koudere streken en andere dieren kwamen in de plaats. In de bossen was allerlei voedsel te vinden dat de mensen verzamelden. Deze periode noemen we de midden steentijd. Op een dag kwamen er vanuit het zuiden boeren in ons land wonen. In plaats van op dieren te jagen, hadden zij dieren getemd. Zo hadden ze vlees, huiden en melk altijd bij de hand. De boeren gingen op een vaste plek wonen, in grote huizen. Dit is de nieuwe steentijd. De informatie die je hieronder vindt, gaat vooral over het einde van de midden steentijd en over de nieuwe steentijd.
Jagers en verzamelaars
In ons land zijn vaak bij riviertjes resten houtskool gevonden en ook voorwerpen van steen en botten. We weten daarom dat op zulke plaatsen mensen hebben gewoond. Waarschijnlijk verbleven deze jagers in tenten of hutten. Ze leefden in familiegroepen van soms 10 tot 30 volwassenen en kinderen. Eenmaal in het jaar kwamen deze kleine groepen bij elkaar. Samen konden dat soms wel 300 mensen zijn. Ze hoorden bij dezelfde stam. Ze spraken allemaal dezelfde taal. Als er eten nodig was, gingen de mannen op jacht, maar de vrouwen en kinderen zorgden voor het meeste eten. Zij gingen iedere dag op zoek naar voedsel in de bossen. In de herfst zochten ze wilde vruchten en in het voorjaar bladgroenten en knollen.
Kinderen
De belangrijkste taak van de kinderen bestond erin om samen met de vrouwen voedsel te verzamelen. Daarbuiten was er natuurlijk ook tijd om te spelen. Er zijn kleine pijlen en boogjes gevonden, die archeologen doen vermoeden dat de kinderen hiermee jachttaferelen naspeelden. Misschien hebben ze ook wel met steentjes gespeeld, of andere spelletjes.
Gereedschap en wapens
De mensen gebruikten vuursteen, hout, dierenbotten en huiden om werktuigen te maken. In het begin zag het gereedschap er eenvoudig uit. Later is men botten en steen heel precies gaan bewerken en slaagden men erin om fijne speerpunten te maken. Ze gingen naalden maken om lappen leer aan elkaar te naaien en men ontdekte in die tijd de pijl en boog.
Een vuurplaats
Vuur speelde een zeer belangrijke rol in het leven van de mensen. De vuurplaats was dan ook de belangrijkste plek bij elke hut. 's Avonds kwamen de mensen uit de groep daar bijeen om te eten. 's Nachts zorgde het vuur ervoor dat de dieren op afstand bleven. Het was er veilig, de mensen konden zich lekker warmen en ze luisterden naar de verhalen die ze elkaar vertelden.
Tovenaars
De meeste stammen hadden een wijze man of vrouw. Dit was een soort priester of tovenaar. We noemen hem of haar een 'sjamaan'. Deze sjamaan kende alle verhalen. Hij wist hoe je met de geesten om moest gaan: voor welke geesten je moest oppassen en welke je hielpen. Voor de jacht moesten de geesten die in de dieren woonden vriendelijk gestemd worden. Hij hielp de mensen ook als er iemand plechtig begraven moest worden. En wat heel belangrijk was: de sjamaan had vaak veel verstand van kruiden tegen ziekte of pijn.
Landbouwers
Ongeveer 7000 jaar geleden kwamen vanuit het Midden-Oosten de eerste boeren in onze streken wonen. Zo'n boerenbedrijf was een geweldige uitvinding. Men was niet langer afhankelijk van wat er in de natuur te vinden was. De boeren konden zelf in hun onderhoud voorzien. Ze hadden ontdekt dat je zelf graan kon zaaien en dat je dieren kon temmen. Ze hoefden geen lange tochten meer te maken of op jacht te gaan. Ze hielden de dieren aan huis en namen de natuur in bezit: het werd hun grond, hun gewas en hun vee. De mensen bleven voortaan op ??n plek wonen.
Boerderijen
Omdat de boeren nu op ??n plaats blijven wonen bouwen ze boerderijen. De wanden van de boerderijen worden gemaakt van planken of een vlechtwerk van takken besmeerd met klei en stro. De daken worden bedekt met stro. Binnenin bestaat de boerderij uit ??n groot vertrek. Daarin konden ze ook voorraden voedsel voor de winter bewaren. Ze gingen ook met grotere groepen samenleven. Hierdoor waren er steeds meer huizen nodig en ontstonden de eerste kleine dorpen.
Nieuwe uitvindingen
De landbouwers vonden veel nieuwe dingen uit, zoals bijlen om bomen mee om te hakken en potten om voedsel in te bewaren. Ze gingen ook hun eigen kleding weven. De jagers die hier woonden zijn natuurlijk doorgegaan met jagen. Maar langzaam gingen zij hun manier van leven toch veranderen. Behalve het jagen op dieren, begonnen ze de dieren ook te gebruiken. Ze gingen nog steeds op zoek naar planten en naar knollen die in het wild groeiden, maar ze leerden van de boeren ook dat je bijvoorbeeld graankorrels in potten kon bewaren en zelf kon zaaien. Zo werden jagers stapje voor stapje boeren.
Levensverwachtingen
De mensen werden minder oud dan nu, maar hun volwassen leven begon ook eerder. Meisjes van 14 jaar vond men oud genoeg om met een partner te leven en kinderen te krijgen. Jongens, als ze eenmaal de baard in de keel kregen, werden als volwassen man gezien. Ze moesten dat wel bewijzen. Onder leiding van de sjamaan voerden ze moeilijke opdrachten uit. Ze leerden bijvoorbeeld hoe het was om een paar dagen en nachten alleen in het bos te blijven en daar voor zich zelf te zorgen.