Overige: Bevolkingsaantal
1. Geeft het bevolkingsaantal in 2 mega steden in
a. Latijns-Amerika
b. Azi?
c. Afrika
2. Zoek informatie in verband met het gewestplan van je stad of van West-Vlaanderen.
3. Geef de huidige verhouding tussen het aantal inwoners in de stad en het platteland in Belgi?.
1. a. - Brazili?, Sao Paolo :
9 842 059 inwoners
- Mexico, Ciudad de Mexico :
8 235 744 inwoners in de stad
15 047 685 inwoners in de agglomeratie
b. - Korea, Seoul :
10 776 201 inwoners
- Japan, Tokyo:
8 129 377 inwoners in de stad
11 927 457 inwoners in de agglomeratie
c. - Egypte, Ca?ro :
6 800 000
- Congo, Kinshasa :
2 664 309
2.
Gewestplannen zijn een belangrijke informatielaag voor het huidig en toekomstig ruimtelijk beleid van het Vlaamse Gewest. Er kon zowat overal gebouwd worden en zonder "formele" vergunning. Sommige gemeenten, maar lang niet allemaal, beschikten wel over een gemeentelijk reglement waarbij een soort bouwvergunning werd voorzien. Ook was er geen sprake van "bestemmingszones". Er was geen onderscheid tussen landbouw- of woonzone, tussen industrie- of groenzone. Bouwen mocht "in principe" overal. Veel later dan in de omringende landen werd in Belgi? slechts op 29 maart 1962 een eerste wetgeving op de ruimtelijke ordening ingevoerd. Deze wet werd de stedenbouwwet genoemd. Door de stedenbouwwet van 1962 werd de formele vergunningsplicht ingevoerd: niemand mocht nog bouwen of verkavelen zonder de voorafgaandelijk, schriftelijke en uitdrukkelijke toestemming van de gemeente. Ingevolge de stedenbouwwet werd ook een administratie Ruimtelijke Ordening ingesteld, waarin o.m een gemachtigde ambtenaar werd voorzien. Dit was een ambtenaar die namens de minister gemachtigd was om autonoom op te treden. De gemachtigde ambtenaar verleende een verplicht advies bij elke bouwaanvraag aan de gemeente, die bij gunstig advies nog de keuze had de bouwvergunning in te willigen of te weigeren, maar bij ongunstig advies van de gemachtigde ambtenaar verplicht was de vergunning te weigeren. De stedenbouwwet voerde tevens het instrumentarium in van de plannen van aanleg: dit waren de gemeentelijke plannen (algemene of bijzonder plannen van aanleg APA of BPA) en de gewestplannen. De plannen van aanleg waren het instrument voor het beleid inzake ruimtelijke ordening op langere termijn. De gewestplannen (25 in Vlaanderen) bepaalden het gebruik van de ruimte voor een groep gemeenten en legden op wettelijke wijze vast hoe de ruimte stedenbouwkundig kon worden ingevuld. De gemeentelijke plannen van aanleg (APA of BPA) konden dan deze bestemmingen van de ruimte verder verfijnen en invullen op gemeentelijk vlak, zonder evenwel ervan af te mogen wijken. Indien een bepaalde ruimtelijke bestemming was achterhaald of niet meer wenselijk was, konden deze gewestplannen worden herzien, hetzij geheel, hetzij gedeeltelijk. Door deze gewestplannen werd voor ieder perceeltje grond de bestemming vastgelegd. Het onderscheid in gebruik van de grond - wonen, landbouw, industrie, natuur enz. werd vastgelegd in onderscheiden bestemmingsgebieden. De inhoud van deze bestemmingsgebieden werd wettelijk bepaald in het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 ook wel het inrichtingsbesluit genoemd waarna de gewestplannen werden ingetekend en wettelijk vastgelegd (einde zeventiger en begin tachtiger jaren).
De originele plannen (die door de Koning ondertekend werden) zijn opgemaakt op schaal 1/10.000, de "afschriften" zijn op schaal 1/25.000 en dus kleiner. Met het gevolg dat het soms heel moeilijk vast te stellen is waar bvb de grens loopt tussen een woon- en landbouwgebied, want een "streep" op het gewestplan is in de werkelijkheid vele meters breed. V??r 1962 was er in Belgi? geen wetgeving op de ruimtelijke ordening.
Gewestplannen gebruiken kleuren en symbolen om de verschillende bestemmingen aan te geven.
Een gewestplan heeft de volgende grafische voorstelling van de verschillende bestemmingsgebieden (of "zones"):
woongebied: effen rood
woonuitbreidingsgebied: blanco met rode kruisarcering
woonpark: rode en lichtgroene strepen
woongebied met landelijk karakter: rode en blanco strepen
Woningen in deze gebieden zijn "zoneconform", niets aan de hand dus.
Woningen in navolgende bestemmingsgebieden zijn in de regel zonevreemd (bij twijfel kan u ons altijd contacteren):
agrarische gebieden: effen geelgroen
bosgebieden: effen blauwgroen
groengebieden: effen blauwgroen
natuurgebieden: letter N op effen lichtgroen
parkgebieden: letter P op effen lichtgroen
natuurreservaten: letter R op effen lichtgroen
bufferzones: letter T op effen lichtgroen
industriegebieden: effen mauve
gebieden voor KMO's: effen lichtmauve
dienstverleningsgebieden: effen paars
recreatiegebieden: effen oranje
gemeenschapsvoorzieningen: effen lichtblauw
N.B. bij de agrarische (landbouw) gebieden komt het vaak voor dat er bijkomende aanduidingen zijn aangegeven zoals zwarte schuine strepen (arcering) over de geelgroene kleur. Dit betekent dan een een landschappelijk waardevol gebied. Schuine strepen in groene kleur over de geelgroene ondergrond betekent agrarisch gebied met ecologische waarde.
Deze bijkomende aanduidingen kunnen een grote invloed hebben op de status van de zonevreemde woningen.
- gewestplan Knokke-Heist: zie. Bijlage 1
- gewestplan West-Vlaanderen: zie. Bijlage 2
- legende: zie. Bijlage 3
3. 10 239 085 inwoners in Belgi?
Vlaams gewest: 5 940 251
Waals gewest: 3 339 516
Brussels Hoofdstedelijk gewest: 959 318
Antwerpen: 1 643 972
Oost-Vlaanderen: 1 361 623
Henegouwen: 1 279 467
West-Vlaanderen: 1 128 774
Luik: 1 019 442
Vlaams Brabant: 1 014 704
Limburg: 791 178
Namen: 443 903
Waals Brabant: 349 884
Luxemburg: 246 820
Uit de Standaard van 3 maart 1994
R.H. SCHOEMANS
De Vlaming van de toekomst moet in een stad wonen. Hij moet een woning betrekken die gevoelig kleiner is dan de woning die hij vandaag als "normaal" ervaart. Het (kleinere) perceeltje grond dat hij hiervoor moet verwerven, zal hij kopen via een openbare grondregie. Woongebieden met een landelijk karakter, zoals ze vandaag in de gewestplannen staan, worden afgeschaft. De tienduizenden bouwplaatsen die het platteland op die manier verliest, worden gecompenseerd door de schepping van compacte bouwzones in de steden.
Dit is een onderdeel van het trendbreukscenario" dat beschreven wordt in het voorontwerp van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. Het plan is een werkstuk van de professoren Louis Albrechts en Charles Vermeersch, die met een groep medewerkers in de planologische dienst van Stedenbouw aan de Brusselse Zandstraat hun voorontwerp aan het uitdiepen zijn.
Hun opdrachtgever is Vlaams minister van Ruimtelijke Ordening Theo Kelchtermans. De "gewone" administratie van stedenbouw en ruimtelijke ordening wordt bij het werk van de studiegroep niet of nauwelijks betrokken. Een gestructureerd overleg met representatieve overlegorganen staat nog in de kinderschoenen.
Dit belet niet dat het voorontwerp van Albrechts en Vermeersch sedert 22 oktober l993 gebruikt wordt als basis voor de ontwikkeling van een lange trein decreten, waarvan de teksten door de kabinetten van de ministers De Batselier (Leefmilieu en Huisvesting) en Kelchtermans worden uitgewerkt.
En terwijl het geheel van het structuurplan nog grotendeels een intern geheim is, werden al beslissingen genomen die steunen op het voorontwerp of werden delen ervan gepresenteerd in een stijl die doet vermoeden dat het niet om een ontwerp maar om een uitgewerkt plan ging:
Het plan voor een Groene Hoofdstructuur, dat immense lappen grond ontneemt aan (vooral) de landbouw en toewijst aan onmiddellijke of toekomstige natuurgebieden. (Ondanks het hevige verzet vanuit onder meer de landbouw is een dekreet afgewerkt waarmee de intussen "Natuurlijk" genoemde "Groene" Hoofdstructuur onverdund kan ingevoerdworden.)
Een beslissing van minister Kelchtermans om de opvulregel voor bouwgronden buitenspel te zetten, waardoor duizenden kavels een groot gedeelte van hun waarde verliezen, stoelt op princiepen uit het voorontwerp. Tegen deze beslissing wordt door eigenaars verzet aangetekend, onder andere omdat deze maatregel eigenaars met zijn allen een paar miljarden kost. Dit verlies wordt niet of nauwelijks gecompenseerd. De eigenaars stellen dat de minister niet de bevoegdheid heeft om zomaar een wet te wijzigen.
Een recent gepubliceerd infrastructuurplan, dat voorziet in aanpassingen, uitbreidingen en nieuwbouw van autowegen om een "havensnelweg" te realiseren, stamt bijna volledig uit het voorontwerp van Ruimtelijk Structuurplan.
Uitgangsdoelstellingen van het structuurplan voor Vlaanderen zijn:
1. De vrijwaring van de open ruimte.
2. De versterking van de stedelijke gebieden door groei bij voorrang in die, gebieden te laten plaatsvinden.
3. Het optimaal gebruik van de bestaande infrastructuur.
4. Het kiezen van kerngebieden voor economische activiteiten.
Duidelijk grenzen stellen aan de bebouwing noemen de opstellers van het plan ' hun sleutelbegrip'.
Daarvoor bakenen ze de bebouwde ruimte af:
Bouwen moet gebeuren binnen stedelijke gebieden, waar meer bouwruimte geschapen kan worden dan vandaag voorzien is in de gewestplannen.
Hetzelfde kan ook in "bebouwde kernen in de open ruimte", (de huidige dorpen), maar daar worden de grenzen van de bestaande gewestplannen behouden.
Buiten de huidige bebouwde kernen mag niet meer gebouwd Worden (wat volgens de huidige gewestplannen nog wel kan in de woongebieden met een landelijk karakter) en op termijn moet de meeste bebouwing er "uitdoven", dit wil zeggen verdwijnen
In het structuurplan ontstaan Vlaamse grootsteden. De eerste is de Brusselse agglomeratie, waarin vijftien gemeenten worden opgenomen: Dilbeek, Grimbergen, Halle. Machelen, Sint-Pieters-Leeuw, Vilvoorde, Zaventem, Drogenbos, Kraainem, Linkebeek, Sint- Genesius-Rode, Wemmel, Wezembeek- Oppem en Tervuren.
Elf gemeenten worden opgenomen in de rand van de grootstad, wat de planologen een "banlieu" noemen: Asse, Gooik, Hoeilaart, Kampenhout, Meise, Overijse, Steenokkerzeel, Ternat, Zemst. Lennik en Kortenberg.
De tweede grootstad is Antwerpen, met elf gemeenten in de agglomeratie: Aartselaar, Antwerpen, Boechout, Borsbeek, Brasschaat, Edegem, Hove, Kapellen, Mortsel. Schelle en Schoten. Randstad worden vijftien gemeenten: Brecht, Kalmthout. Kontich, Lint, Niel, Ranst, Rumst. Schilde, Stabroek, Wijnegem, Wommelgem, Zandhoven, Zoersel, Zwijndrecht en Kruibeke.
De derde grootstad, met slechts twee gemeenten in de agglomeratie, bestaat uit Gent en Merelbeke, maar met nog negen gemeenten in de "rand" : De Pinte, Destelbergen, Evergem, Lochristi, Lovendegem, Melle, Nazareth, Sint-Martens-Latem en Wachtebeke.
Brugge. Leuven, Kortrijk en de dubbelstad Hasselt-Genk worden regionaal stedelijke complexen van ?erste orde; van tweede orde zijn Oostende, Roeselare, Sint-Niklaas, Aalst, Mechelen en Aarschot.
Daarnaast somt het voorontwerp nog een lange lijst op van kleinere steden die "verzorgend zijn voor een beperkt ommeland": Knokke-Heist, Blankenberge, Veurne, Ieper. Torhout, Izegem, Waregem, Menen. Tielt, Eeklo, Deinze, Oudenaarde, Ronse, Zottegem, Geraardsbergen, Ninove, Wetteren, Dendermonde, Lokeren, Beveren, Boom, Willebroek, Lier, Herentals, Geel, Mol, Asse, Vilvoorde, Halle, Aar- schot, Diest, Tienen, Neerpelt-Overpelt, Leopoldsburg, Beringen, Bree, Maaseik. Maasmechelen. Sint-Truiden, Tongeren.
Kompakt
Stedelijke complexen, zo de structuurplanners, moeten voorrang krijgen bij nieuwe huisvestingsprojecten: "Dit houdt een trendbreuk in, niet alleen qua spreiding, maar ook qua woonwijzen. We moeten compacter wonen." In het algemeen wil het structuurplan het ruimtegebruik intensiever maken, optimaal doen aansluiten bij verkeer infrastructuren en "de beroepsbevolking op de arbeidsplaatsen afstemmen".
Deze ontwikkeling willen de plannenmakers op korte termijn op gang brengen: de "horizon" van hun plan reikt immers slechts tot het jaar 2007. Op zeer korte termijn willen ze dat de overheid de bestaande verhoudingen tussen open en bebouwde ruimte bevriest op de huidige stand en onmiddellijk in de door hen gewenste richting begint te sturen.
Over de financi?le en sociale kosten laten de planologen zich nauwelijks uit, behalve in zinnen zoals deze: "Grondregies, die de planmeerwaarde in belangrijke mate onder controle houden binnen de afgebakende stedelijke ruimte, bieden de financi?le basis voor een dergelijke ontwikkeling."
En nog: "Een grondbeleid dringt zich op," In een land als Vlaanderen, waar bouwen en wonen overwegend een priv?-zaak is, zou die grootscheepse inmenging van door politieke zuilen beheerste overheidsregies inderdaad een "trendbreuk" van formaat veroorzaken.
a. Latijns-Amerika
b. Azi?
c. Afrika
2. Zoek informatie in verband met het gewestplan van je stad of van West-Vlaanderen.
3. Geef de huidige verhouding tussen het aantal inwoners in de stad en het platteland in Belgi?.
1. a. - Brazili?, Sao Paolo :
9 842 059 inwoners
- Mexico, Ciudad de Mexico :
8 235 744 inwoners in de stad
15 047 685 inwoners in de agglomeratie
b. - Korea, Seoul :
10 776 201 inwoners
- Japan, Tokyo:
8 129 377 inwoners in de stad
11 927 457 inwoners in de agglomeratie
c. - Egypte, Ca?ro :
6 800 000
- Congo, Kinshasa :
2 664 309
2.
Gewestplannen zijn een belangrijke informatielaag voor het huidig en toekomstig ruimtelijk beleid van het Vlaamse Gewest. Er kon zowat overal gebouwd worden en zonder "formele" vergunning. Sommige gemeenten, maar lang niet allemaal, beschikten wel over een gemeentelijk reglement waarbij een soort bouwvergunning werd voorzien. Ook was er geen sprake van "bestemmingszones". Er was geen onderscheid tussen landbouw- of woonzone, tussen industrie- of groenzone. Bouwen mocht "in principe" overal. Veel later dan in de omringende landen werd in Belgi? slechts op 29 maart 1962 een eerste wetgeving op de ruimtelijke ordening ingevoerd. Deze wet werd de stedenbouwwet genoemd. Door de stedenbouwwet van 1962 werd de formele vergunningsplicht ingevoerd: niemand mocht nog bouwen of verkavelen zonder de voorafgaandelijk, schriftelijke en uitdrukkelijke toestemming van de gemeente. Ingevolge de stedenbouwwet werd ook een administratie Ruimtelijke Ordening ingesteld, waarin o.m een gemachtigde ambtenaar werd voorzien. Dit was een ambtenaar die namens de minister gemachtigd was om autonoom op te treden. De gemachtigde ambtenaar verleende een verplicht advies bij elke bouwaanvraag aan de gemeente, die bij gunstig advies nog de keuze had de bouwvergunning in te willigen of te weigeren, maar bij ongunstig advies van de gemachtigde ambtenaar verplicht was de vergunning te weigeren. De stedenbouwwet voerde tevens het instrumentarium in van de plannen van aanleg: dit waren de gemeentelijke plannen (algemene of bijzonder plannen van aanleg APA of BPA) en de gewestplannen. De plannen van aanleg waren het instrument voor het beleid inzake ruimtelijke ordening op langere termijn. De gewestplannen (25 in Vlaanderen) bepaalden het gebruik van de ruimte voor een groep gemeenten en legden op wettelijke wijze vast hoe de ruimte stedenbouwkundig kon worden ingevuld. De gemeentelijke plannen van aanleg (APA of BPA) konden dan deze bestemmingen van de ruimte verder verfijnen en invullen op gemeentelijk vlak, zonder evenwel ervan af te mogen wijken. Indien een bepaalde ruimtelijke bestemming was achterhaald of niet meer wenselijk was, konden deze gewestplannen worden herzien, hetzij geheel, hetzij gedeeltelijk. Door deze gewestplannen werd voor ieder perceeltje grond de bestemming vastgelegd. Het onderscheid in gebruik van de grond - wonen, landbouw, industrie, natuur enz. werd vastgelegd in onderscheiden bestemmingsgebieden. De inhoud van deze bestemmingsgebieden werd wettelijk bepaald in het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 ook wel het inrichtingsbesluit genoemd waarna de gewestplannen werden ingetekend en wettelijk vastgelegd (einde zeventiger en begin tachtiger jaren).
De originele plannen (die door de Koning ondertekend werden) zijn opgemaakt op schaal 1/10.000, de "afschriften" zijn op schaal 1/25.000 en dus kleiner. Met het gevolg dat het soms heel moeilijk vast te stellen is waar bvb de grens loopt tussen een woon- en landbouwgebied, want een "streep" op het gewestplan is in de werkelijkheid vele meters breed. V??r 1962 was er in Belgi? geen wetgeving op de ruimtelijke ordening.
Gewestplannen gebruiken kleuren en symbolen om de verschillende bestemmingen aan te geven.
Een gewestplan heeft de volgende grafische voorstelling van de verschillende bestemmingsgebieden (of "zones"):
woongebied: effen rood
woonuitbreidingsgebied: blanco met rode kruisarcering
woonpark: rode en lichtgroene strepen
woongebied met landelijk karakter: rode en blanco strepen
Woningen in deze gebieden zijn "zoneconform", niets aan de hand dus.
Woningen in navolgende bestemmingsgebieden zijn in de regel zonevreemd (bij twijfel kan u ons altijd contacteren):
agrarische gebieden: effen geelgroen
bosgebieden: effen blauwgroen
groengebieden: effen blauwgroen
natuurgebieden: letter N op effen lichtgroen
parkgebieden: letter P op effen lichtgroen
natuurreservaten: letter R op effen lichtgroen
bufferzones: letter T op effen lichtgroen
industriegebieden: effen mauve
gebieden voor KMO's: effen lichtmauve
dienstverleningsgebieden: effen paars
recreatiegebieden: effen oranje
gemeenschapsvoorzieningen: effen lichtblauw
N.B. bij de agrarische (landbouw) gebieden komt het vaak voor dat er bijkomende aanduidingen zijn aangegeven zoals zwarte schuine strepen (arcering) over de geelgroene kleur. Dit betekent dan een een landschappelijk waardevol gebied. Schuine strepen in groene kleur over de geelgroene ondergrond betekent agrarisch gebied met ecologische waarde.
Deze bijkomende aanduidingen kunnen een grote invloed hebben op de status van de zonevreemde woningen.
- gewestplan Knokke-Heist: zie. Bijlage 1
- gewestplan West-Vlaanderen: zie. Bijlage 2
- legende: zie. Bijlage 3
3. 10 239 085 inwoners in Belgi?
Vlaams gewest: 5 940 251
Waals gewest: 3 339 516
Brussels Hoofdstedelijk gewest: 959 318
Antwerpen: 1 643 972
Oost-Vlaanderen: 1 361 623
Henegouwen: 1 279 467
West-Vlaanderen: 1 128 774
Luik: 1 019 442
Vlaams Brabant: 1 014 704
Limburg: 791 178
Namen: 443 903
Waals Brabant: 349 884
Luxemburg: 246 820
Uit de Standaard van 3 maart 1994
R.H. SCHOEMANS
De Vlaming van de toekomst moet in een stad wonen. Hij moet een woning betrekken die gevoelig kleiner is dan de woning die hij vandaag als "normaal" ervaart. Het (kleinere) perceeltje grond dat hij hiervoor moet verwerven, zal hij kopen via een openbare grondregie. Woongebieden met een landelijk karakter, zoals ze vandaag in de gewestplannen staan, worden afgeschaft. De tienduizenden bouwplaatsen die het platteland op die manier verliest, worden gecompenseerd door de schepping van compacte bouwzones in de steden.
Dit is een onderdeel van het trendbreukscenario" dat beschreven wordt in het voorontwerp van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. Het plan is een werkstuk van de professoren Louis Albrechts en Charles Vermeersch, die met een groep medewerkers in de planologische dienst van Stedenbouw aan de Brusselse Zandstraat hun voorontwerp aan het uitdiepen zijn.
Hun opdrachtgever is Vlaams minister van Ruimtelijke Ordening Theo Kelchtermans. De "gewone" administratie van stedenbouw en ruimtelijke ordening wordt bij het werk van de studiegroep niet of nauwelijks betrokken. Een gestructureerd overleg met representatieve overlegorganen staat nog in de kinderschoenen.
Dit belet niet dat het voorontwerp van Albrechts en Vermeersch sedert 22 oktober l993 gebruikt wordt als basis voor de ontwikkeling van een lange trein decreten, waarvan de teksten door de kabinetten van de ministers De Batselier (Leefmilieu en Huisvesting) en Kelchtermans worden uitgewerkt.
En terwijl het geheel van het structuurplan nog grotendeels een intern geheim is, werden al beslissingen genomen die steunen op het voorontwerp of werden delen ervan gepresenteerd in een stijl die doet vermoeden dat het niet om een ontwerp maar om een uitgewerkt plan ging:
Het plan voor een Groene Hoofdstructuur, dat immense lappen grond ontneemt aan (vooral) de landbouw en toewijst aan onmiddellijke of toekomstige natuurgebieden. (Ondanks het hevige verzet vanuit onder meer de landbouw is een dekreet afgewerkt waarmee de intussen "Natuurlijk" genoemde "Groene" Hoofdstructuur onverdund kan ingevoerdworden.)
Een beslissing van minister Kelchtermans om de opvulregel voor bouwgronden buitenspel te zetten, waardoor duizenden kavels een groot gedeelte van hun waarde verliezen, stoelt op princiepen uit het voorontwerp. Tegen deze beslissing wordt door eigenaars verzet aangetekend, onder andere omdat deze maatregel eigenaars met zijn allen een paar miljarden kost. Dit verlies wordt niet of nauwelijks gecompenseerd. De eigenaars stellen dat de minister niet de bevoegdheid heeft om zomaar een wet te wijzigen.
Een recent gepubliceerd infrastructuurplan, dat voorziet in aanpassingen, uitbreidingen en nieuwbouw van autowegen om een "havensnelweg" te realiseren, stamt bijna volledig uit het voorontwerp van Ruimtelijk Structuurplan.
Uitgangsdoelstellingen van het structuurplan voor Vlaanderen zijn:
1. De vrijwaring van de open ruimte.
2. De versterking van de stedelijke gebieden door groei bij voorrang in die, gebieden te laten plaatsvinden.
3. Het optimaal gebruik van de bestaande infrastructuur.
4. Het kiezen van kerngebieden voor economische activiteiten.
Duidelijk grenzen stellen aan de bebouwing noemen de opstellers van het plan ' hun sleutelbegrip'.
Daarvoor bakenen ze de bebouwde ruimte af:
Bouwen moet gebeuren binnen stedelijke gebieden, waar meer bouwruimte geschapen kan worden dan vandaag voorzien is in de gewestplannen.
Hetzelfde kan ook in "bebouwde kernen in de open ruimte", (de huidige dorpen), maar daar worden de grenzen van de bestaande gewestplannen behouden.
Buiten de huidige bebouwde kernen mag niet meer gebouwd Worden (wat volgens de huidige gewestplannen nog wel kan in de woongebieden met een landelijk karakter) en op termijn moet de meeste bebouwing er "uitdoven", dit wil zeggen verdwijnen
In het structuurplan ontstaan Vlaamse grootsteden. De eerste is de Brusselse agglomeratie, waarin vijftien gemeenten worden opgenomen: Dilbeek, Grimbergen, Halle. Machelen, Sint-Pieters-Leeuw, Vilvoorde, Zaventem, Drogenbos, Kraainem, Linkebeek, Sint- Genesius-Rode, Wemmel, Wezembeek- Oppem en Tervuren.
Elf gemeenten worden opgenomen in de rand van de grootstad, wat de planologen een "banlieu" noemen: Asse, Gooik, Hoeilaart, Kampenhout, Meise, Overijse, Steenokkerzeel, Ternat, Zemst. Lennik en Kortenberg.
De tweede grootstad is Antwerpen, met elf gemeenten in de agglomeratie: Aartselaar, Antwerpen, Boechout, Borsbeek, Brasschaat, Edegem, Hove, Kapellen, Mortsel. Schelle en Schoten. Randstad worden vijftien gemeenten: Brecht, Kalmthout. Kontich, Lint, Niel, Ranst, Rumst. Schilde, Stabroek, Wijnegem, Wommelgem, Zandhoven, Zoersel, Zwijndrecht en Kruibeke.
De derde grootstad, met slechts twee gemeenten in de agglomeratie, bestaat uit Gent en Merelbeke, maar met nog negen gemeenten in de "rand" : De Pinte, Destelbergen, Evergem, Lochristi, Lovendegem, Melle, Nazareth, Sint-Martens-Latem en Wachtebeke.
Brugge. Leuven, Kortrijk en de dubbelstad Hasselt-Genk worden regionaal stedelijke complexen van ?erste orde; van tweede orde zijn Oostende, Roeselare, Sint-Niklaas, Aalst, Mechelen en Aarschot.
Daarnaast somt het voorontwerp nog een lange lijst op van kleinere steden die "verzorgend zijn voor een beperkt ommeland": Knokke-Heist, Blankenberge, Veurne, Ieper. Torhout, Izegem, Waregem, Menen. Tielt, Eeklo, Deinze, Oudenaarde, Ronse, Zottegem, Geraardsbergen, Ninove, Wetteren, Dendermonde, Lokeren, Beveren, Boom, Willebroek, Lier, Herentals, Geel, Mol, Asse, Vilvoorde, Halle, Aar- schot, Diest, Tienen, Neerpelt-Overpelt, Leopoldsburg, Beringen, Bree, Maaseik. Maasmechelen. Sint-Truiden, Tongeren.
Kompakt
Stedelijke complexen, zo de structuurplanners, moeten voorrang krijgen bij nieuwe huisvestingsprojecten: "Dit houdt een trendbreuk in, niet alleen qua spreiding, maar ook qua woonwijzen. We moeten compacter wonen." In het algemeen wil het structuurplan het ruimtegebruik intensiever maken, optimaal doen aansluiten bij verkeer infrastructuren en "de beroepsbevolking op de arbeidsplaatsen afstemmen".
Deze ontwikkeling willen de plannenmakers op korte termijn op gang brengen: de "horizon" van hun plan reikt immers slechts tot het jaar 2007. Op zeer korte termijn willen ze dat de overheid de bestaande verhoudingen tussen open en bebouwde ruimte bevriest op de huidige stand en onmiddellijk in de door hen gewenste richting begint te sturen.
Over de financi?le en sociale kosten laten de planologen zich nauwelijks uit, behalve in zinnen zoals deze: "Grondregies, die de planmeerwaarde in belangrijke mate onder controle houden binnen de afgebakende stedelijke ruimte, bieden de financi?le basis voor een dergelijke ontwikkeling."
En nog: "Een grondbeleid dringt zich op," In een land als Vlaanderen, waar bouwen en wonen overwegend een priv?-zaak is, zou die grootscheepse inmenging van door politieke zuilen beheerste overheidsregies inderdaad een "trendbreuk" van formaat veroorzaken.