Werkstuk: De Rennaissance
De Renaissance:
In de Renaissance werden talrijke uitvindingen gedaan die bijdroegen tot de ontwikkeling van de meteorologie of weerkunde. Europese ontdekkingsreizigers brachten een enorme hoeveelheid informatie mee naar huis. De theorie van Copernicus over de aswenteling en baanbeweging van de aarde legde de basis voor een verklaring van de schijnbare beweging van de zon aan de hemel en de opeenvolging van de seizoenen.
De dagboeken van Leonardo da Vinci (1452-1519) bevatten ontelbare studies van weersverschijnselen en ontwerpen voor weerkundige instrumenten, zoals de hygrometer ( foto onder): een apparaat voor het meten van de vochtigheid van de lucht. De wiskundige en sterrenkundige Galileo Galilei (1564-1642) was de eerste die een thermometer ontwierp, maar die noemde hij zelf een thermoscoop.
Evangelista Torricelli (1608-1647), een leerling van Galileo, maakte de eerste barometer. Hij vulde een glazen buis van ongeveer 120 cm lang met kwik een plaatste de open onderkant in een schaal met dezelfde vloeistof. Torricelli merkte op dat het grootste deel van het kwik in de buis bleef staan en niet naar de schaal zakte en dat de ruimte boven het kwik in buis luchtledig was. Hij trok toen het besluit dat de kwikkolom werd gedragen door de luchtdruk en dat variaties in de hoogte van deze kolom werden veroorzaakt door veranderingen in die druk.
De Franse geleerde en filosoof Blaise Pascal (1623-1662) was een van de eersten die besefte dat deze veranderingen in luchtdruk zouden kunnen samenhangen met veranderingen in het weer en hierdoor werd de weg vrijgemaakt voor het gebruik van de barometer voor de weersvoorspelling. Pascal was ook de eerste die aantoonde dat de luchtdruk bij het toenemen van de hoogte kleiner wordt.
In de Renaissance werden talrijke uitvindingen gedaan die bijdroegen tot de ontwikkeling van de meteorologie of weerkunde. Europese ontdekkingsreizigers brachten een enorme hoeveelheid informatie mee naar huis. De theorie van Copernicus over de aswenteling en baanbeweging van de aarde legde de basis voor een verklaring van de schijnbare beweging van de zon aan de hemel en de opeenvolging van de seizoenen.
De dagboeken van Leonardo da Vinci (1452-1519) bevatten ontelbare studies van weersverschijnselen en ontwerpen voor weerkundige instrumenten, zoals de hygrometer ( foto onder): een apparaat voor het meten van de vochtigheid van de lucht. De wiskundige en sterrenkundige Galileo Galilei (1564-1642) was de eerste die een thermometer ontwierp, maar die noemde hij zelf een thermoscoop.
Evangelista Torricelli (1608-1647), een leerling van Galileo, maakte de eerste barometer. Hij vulde een glazen buis van ongeveer 120 cm lang met kwik een plaatste de open onderkant in een schaal met dezelfde vloeistof. Torricelli merkte op dat het grootste deel van het kwik in de buis bleef staan en niet naar de schaal zakte en dat de ruimte boven het kwik in buis luchtledig was. Hij trok toen het besluit dat de kwikkolom werd gedragen door de luchtdruk en dat variaties in de hoogte van deze kolom werden veroorzaakt door veranderingen in die druk.
De Franse geleerde en filosoof Blaise Pascal (1623-1662) was een van de eersten die besefte dat deze veranderingen in luchtdruk zouden kunnen samenhangen met veranderingen in het weer en hierdoor werd de weg vrijgemaakt voor het gebruik van de barometer voor de weersvoorspelling. Pascal was ook de eerste die aantoonde dat de luchtdruk bij het toenemen van de hoogte kleiner wordt.