Werkstuk: Indonesië
Inleiding
Dit werkstuk gaat over Indonesië. In dit werkstuk zal ik de grootste problemen van de laatste tijd behandelen, namelijk de onlusten tussen de verschillende bevolkingsgroepen. Dit gebeurd uiteraard in wel meer landen (Joegoslavië bijvoorbeeld), maar in Indonesië is dit vaak wel heel complex, wegens de grote verscheidenheid aan etnische groepen en godsdiensten. Ik zal mij toch beperken tot de grootste en bekendste brandhaarden.
Bij de behandeling zal deze probleemstelling centraal staan:
In Indonesië heerst grote bevolkingsproblematiek. Hoe komt dit?
Om deze vraag te beantwoorden zal ik gebruik maken van de volgende deelvragen:
- Wat is de oorzaak conflicten?
- Wat doet de politiek eraan?
- Heeft de politiek een rol gespeeld of speelt de politiek een rol bij de conflicten?
- Wat is het gevolg van de bevolkingstoename en de transmigratie in Indonesië?
In dit werkstuk zit ook een stuk geschiedenis van Indonesië. Dit is misschien niet de bedoeling van een werkstuk voor aardrijkskunde, maar ik vind dat om inzicht te krijgen in de huidige situatie, inzicht in het verleden noodzakelijk is.
Algemene informatie over Indonesië
Indonesië is een land gelegen tussen het zuidoosten van Azië en Australië. Het heeft ruim 200 miljoen inwoners en het ligt grotendeels op zuidenbreedte van de evenaar. Het totale landoppervlak omvat ongeveer 52 keer Nederland. Indonesië is een samenvoeging van India en 'Nesos', het Griekse woord voor eiland. Dit is niet zo vreemd, want Indonesië heeft zo'n 14000 eilanden en eilandjes. Het eilandengroep wordt onderverdeeld in 5 grote eilanden en een dertigtal kleinere eilandengroepen. De 5 grote eilanden zijn Sumatra, Java (met Madura en Bali), Kalimantan(het Indonesische deel van Borneo), Sulawesi en Irian Jaya.
Op Java woont de helft van de totale bevolking en dit terwijl het eiland maar 7% van het hele land uitmaakt. De bevolkingsdichtheid is hier zo'n 750 mensen per km², terwijl bijvoorbeeld in Nederland een gemiddelde dichtheid is van 440 per km². Dit is dan ook één van de problemen, dat word later besproken.
Indonesië heeft, net als vele andere landen in Oost-Azië, de laatste decennia grote (economische) ontwikkelingen meegemaakt. Vooral op het gebied van infrastructuur, onderwijs en economische groei is er de laatste 25 jaar veel veranderd. Toch is er in Indonesië een enorm grote kloof tussen arm en rijk, ook tussen de verschillende delen van het land. Zo leven sommige delen van Irian Jaya nog in het stenen tijdperk, terwijl de centra van bijvoorbeeld de grote steden op Java zeer modern zijn. Bovendien heeft men net als veel andere ontwikkelingslanden te kampen met krottenwijken (armoede), analfabetisme (niet erg veel) en corruptie op bestuurlijk niveau. De economische macht berust vooral bij een kleine elite.
Het is niet precies bekend wanneer de eerste mensen naar Indonesië kwamen, maar uit opgravingen is gebleken dat er 9000 jaar geleden al mensen waren op Indonesië. Doordat sommige gebieden, zoals Irian Jaya, erg moeilijk bereikbaar zijn, was men daar bijvoorbeeld tot diep in de 20e eeuw niet op de hoogte van de bewerking van ijzer.
Op andere eilanden was men echter al veel meer ontwikkeld. Sinds het begin van onze jaartelling kwamen er immers al kooplieden uit India en China naar Indonesië. De producten, specerijen vooral, die daar gehaald werden, werden doorverkocht tot in het Romeinse Rijk. Handelaren brachten zo ook nieuwe gewassen, koopwaar, technische ontwikkelingen en culturele veranderingen naar de eilanden toe, zoals bijvoorbeeld de rijstteelt. Tot de komst van de Europeanen, eind 16e eeuw, liepen alle ontwikkelingen heel geleidelijk. De bevolking groeide niet snel, de gevolgen voor de natuur waren niet erg ingrijpend. Rond 1600 leefden er al zo'n 10 miljoen mensen op dit eilandenrijk, ongeveer verdeeld over de eilanden zoals nu het geval is. Java was altijd al het drukste eiland wegens de vruchtbare grond en de gunstige verkeersligging.
Het totaal aantal etnische groepen ligt zo rond de 300. Deze groepen onderscheiden zich door taal en cultuur. Het is niet zo vreemd dat als in een land zoveel verschillende bevolkingsgroepen wonen, dat er dan grote problemen kunnen ontstaan
De politieke situatie in Indonesië na de 2e wereldoorlog tot nu
Na de capitulatie van Japan, op 17 augustus 1945, riepen Soekarno en Hatta van de PNI, een volksbeweging gebaseerd op nationalisme, islam en marxisme, de onafhankelijke Indonesische republiek uit met henzelf als president respectievelijk vice-president. Nederland erkende dit echter niet en wilde Indonesië terug na de bezetting door de Japanners. In 1948 werd Soekarno door de Nederlanders gearresteerd. De Verenigde Naties protesteerden echter en onder druk daarvan werd een compromis gesloten. Indonesië werd een federatie van zestien autonome gebieden en heette de Republik Indonesia Serikat (Verenigde Staten van Indonesië). De bevolking van Indonesië was echter verdeeld. Het ene deel wilde een federatie, het andere deel een eenheidsstaat. De aanhangers van de federatie werden echter steeds kleiner in aantal en daarom besloot men op 17 augustus 1950 de eenheidsstaat uit te roepen, Republik Indonesia, met een grondwet die berust op de beginselen nationalisme, humanisme, geloof in één God, sociale rechtvaardigheid en democratisch overleg.
Soekarno werd (weer) president en in de daarop volgende jaren begon hij langzaam maar zeker zijn macht te vergroten. Hij ontnam het parlement al zijn bevoegdheden. Bovendien versterkte het leger zijn positie door het regionale bestuur op zich te nemen en voor de export belangrijke genationaliseerde Nederlandse bedrijven over te nemen. Uiteindelijk bleven er dus nog 2 machten over en van democratie was dus geen sprake meer.
Het wantrouwen tussen de president en het leger was echter groot, daar het leger nogal anticommunistisch was en de president de communisten (de PKI) beschermde. In het najaar van 1965 ging het mis. Het ging op dat moment slecht met de economie en er werd een slag gepleegd. Zes hoge generaals werden vermoord in de nacht van 30 september op 1 oktober. Het leger ondernam onmiddellijk een tegenslag en was binnen enkele uren heer en meester in Jakarta. Er werd vermoed dat de communisten de slag hadden ondernomen en de dagen erna werden duizenden communisten of mensen die verdacht werden van communistische sympathieën vermoord. Er volgden enkele dagen van anarchie, waarbij vele mensen werden vermoord. Soekarno werd alle macht ontnomen en in maart 1966 droeg hij de macht aan generaal Soeharto over.
Soeharto heerste door tot aan 1998. Toen vertrok hij na lang aanhoudend (studenten)protest in een periode van economische teruggang. Habibie, de vice-president, nam de macht over tot aan de parlementsverkiezingen op 7 juni 1999.
Bij deze parlementsverkiezingen won de dochter van Soekarno, Megawati Soekarnoputri van de PDI-P, een gematigde, democratische moslimpartij. Zij haalde 33,7% van de stemmen. De winst van haar partij betekende echter nog niet dat zij president zou worden. Dat wed bepaald in het volkscongres op 20 oktober 1999. daar won de moslim Abdurrahman Wahid van de PKB. Megawati werd een dag later tot vice-president gekozen. Het volk heeft nu weer wat ze al tijden wilde: een democratie. Nu zal nog moeten blijken hoe sterk en goed deze democratie is.
De verschillende godsdiensten en culturen in Indonesië
In Indonesië leven ongeveer 300 verschillende etnische groepen. De groepen onderscheiden zich van elkaar door taal en cultuur. Het is vaak het geval dat deze groepen zijn bekeerd tot een bepaalde godsdienst, maar dat zij zelf ook nog veel oude tradities hebben.
In Indonesië zijn, met uitzondering van het jodendom, alle wereldgodsdiensten vertegenwoordigd. 87% van de bevolking is Islamitisch. Er wonen echter ook Hindoes (2,5%), Boeddhisten (1,5%) en Christenen (9%). De nieuwe godsdiensten deden echter zelden de oude (traditionele) geheel verdwijnen. Vaak werden de nieuwe als het ware over de oude neergelegd. In sommige gevallen zijn de mensen helemaal niet overgegaan op deze nieuwe religies.
De traditionele godsdienst
Volgens de oude levensbeschouwing zijn alle elementen uit de natuur bezield. Mensen, dieren, planten, bomen, rivieren, stenen - alle verschijnselen uit de natuur - bezitten een ziel. Naast een ziel bezitten mensen en bepaalde dieren, planten en voorwerpen ook een levenskracht. Deze levenskracht kan je versterken met een andere, het is overdraagbaar, bijv. door amuletten van tanden van dode dieren te dragen. Ook kennen de traditionele godsdiensten in Indonesië een groot aantal goden en geesten. Deze kunnen overal in de natuur verblijven. De belangrijkste geesten zijn die van de voorouders. Zij zouden na hun dood voor de nabestaanden blijven zorgen.
Vanaf de 5e eeuw voor Christus kwamen nieuwe ideeën naar het eilandenrijk. Eerst het Hindoeïsme en Boeddhisme, later ook de Islam en het Christendom. Deze hebben echter de oude godsdiensten nooit helemaal verdrongen. Veel meer heeft men de nieuwe ideeën opgenomen in de bestaande geloofssystemen.
Transmigratie
Transmigratie is migratie (binnen Indonesië) van het ene eiland naar het andere. In Indonesië hebben ze daar zelfs een apart ministerie voor: het ministerie van transmigratie. Met transmigratie hoopte men in Indonesië een betere verdeling van de bevolking tot stand te brengen om zo de dichtbevolkte eilanden, zoals Java of Bali te ontlasten. Als een transmigrant vanaf bijvoorbeeld Java naar een buitengebied verhuist (bijvoorbeeld Irian Jaya) krijgt hij van de overheid 2 hectare grond, zaaigoed, kunstmest, gereedschap en voedselrantsoenen. Na 5 jaar moet men vervolgens op eigen benen kunnen staan.
Transmigratie levert echter slechts een zeer beperkte bijdrage aan het afremmen van de bevolkingsgroei op bijvoorbeeld Java. De invloed in de ontvangende gebieden is echter wel groot. Dikwijls pakt(e) de overheid zelfs grond af van de lokale bevolking om er transmigranten te huisvesten. Later breidden de transmigranten dan zelf uit. Dit leidt uiteraard dan tot conflicten met de lokale bevolking.
De Indonesische regering had echter (vooral vroeger) ook andere redenen voor transmigratie. Zo wilde men de relatief lege grensgebieden bevolken om zich te beschermen tegen invallen van buitenaf, van bijvoorbeeld Maleisië (Kalimantan). Bovendien probeerde men door transmigratie de nationale eenheid te versterken en etnisch-culturele tegenstellingen binnen Indonesië 'op te heffen'. Dit had echter een averechts effect. Het gebeurt namelijk meer dat de verschillende bevolkingsgroepen elkaar in de haren vliegen, wat hoofdzakelijk het geval is in tijden van economische teruggang. Dan beschouwt de oorspronkelijke bevolking de transmigrant als een indringer die welvaart en een goede toekomst van hun afpakt, wat tot conflicten leidt.
Bevolkingstoename en Stadsontwikkeling
De stedelijke bevolking groeit in Indonesië, evenals in andere 3e wereldlanden, zeer snel. In 1930 woonde slechts 10% van de bevolking in de steden, in 1980 nog maar 20%, maar men verwacht dat 2010 zo'n 50% van de bevolking in steden woont.
De reden voor deze trek is dat in de stad veel modernere voorzieningen aanwezig zijn en dat de economie daar veel beter ontwikkeld is. Bovendien hebben de mensen op het platteland te kampen met verschillende problemen. Zo is er sprake van toenemende landloosheid, seizoenswerkloosheid in de landbouw en ondergang van de plattelandsnijverheid. In de steden hoopt men daarom werk te vinden en/of een hoger inkomen te hebben. Bovendien dragen de moderne uitstraling van de stad en de vele aanwezige scholen ertoe bij dat veel studenten naar de stad komen. Jongeren zijn dan ook vooral degenen die naar de stad trekken. Zij maakten deze stap echter vaak niet in eens. Vaak vestigt zich men eerst tijdelijk in een provinciestadje alvorens in de grote stad (vaak Jakarta) te gaan wonen. Het is echter voorlopig niet mogelijk gebleken om de voorzieningen op peil te houden tijdens deze toestroom van mensen. Krottenwijken zijn zodoende ook in Indonesië ontstaan.
Oorspronkelijk vond deze urbanisatie bijna alleen op Java plaats. De laatste decennia echter is op de buiteneilanden (bijvoorbeeld Sumatra) deze verstedelijking duidelijker te zien. Dit heeft voor een deel met de transmigratie te maken. Dit heeft gezorgd voor een betere infrastructuur met als gevolg dat dorpen steden werden.
Godsdienstige en etnische verschillen drukken op veel Indonesische steden een eigen stempel. Zo heb je bijvoorbeeld veel typisch islamitische steden, waar bijna geen groepen met andere godsdiensten en culturen wonen, maar er zijn ook enkele steden met grote onderlinge verschillen binnen de bevolking. Deze steden liggen vooral aan de kust. In bijna alle gevallen is het echter zo dat er één groep in de stad een meerderheid vormt. Jakarta vormt hierop een uitzondering; er woont geen absolute meerderheid in de stad. De meeste Indonesische steden worden echter gedomineerd door de bevolkingsgroep uit de directe omgeving van de stad. De kleine en middelgrote hebben vrijwel altijd een etnisch homogene bevolking. In elke stad vindt men echter wel Chinezen en Javaanse militairen en ambtenaren.
Door de grote bevolkingstoename, vooral in de steden dus, is de overheid verplicht veel te investeren in het onderwijs. Deze investeringen die dan gedaan moeten worden zijn echter zo hoog dat ze nooit betaald kunnen worden, zeker gezien de geringe economische groei op het moment. Daardoor bezoeken zeker 20 miljoen leerplichtige kinderen geen school, iets wat voor de toekomst van een land niet voordelig zal zijn.
Om al deze problemen op demografisch gebied in de stad op te lossen (armoede, gebrek aan allerlei voorzieningen) probeert de overheid de bevolking van voeding, werkgelegenheid en onderwijs te voorzien en de bevolkingsgroei af te remmen (minder kinderen). Bovendien gebruikt men nog steeds transmigratie op de dichtbevolkte gebieden te ontlasten, al zijn de gevolgen ervan in het brongebied amper te merken.
De Chinezen
In de geschiedenis van Indonesië hebben behalve de Europeanen, ook de Chinezen een belangrijke rol gespeeld. In de tijd dat een groot deel van Java en andere gebieden in Indonesië nog hindoeïstisch waren, waren zij al de grootste handelaars. Toen de Nederlanders kwamen werden zij echter gedwongen een stapje terug te doen wat deze handel betreft. Ze werden toen slechts gebruikt voor uitbreiding van de koloniale economie.
Aan veel Chinezen is het tegenwoordig niet meer te merken dat ze Chinees zijn. Velen hebben hun originele taal en cultuur laten vallen; een steeds kleiner wordende groep houdt nog wel vast aan de originele cultuur en taal. Deze laatste groep vermindert snel door de sterk afgenomen immigratie vanuit China. Dit komt door het emigratieverbod in China en door de regelmatig terugkerende anti-Chinese gevoelens in Indonesië. Op dit moment leven er zo'n 3.500.000 Chinezen in Indonesië.
De Chinezen hebben in Indonesië een relatief gezien grote economische macht, ondanks vele discriminerende maatregelen door de overheid door de jaren heen. Ze verkregen hun grote rol door het overnemen van de Nederlandse ondernemingen na de onafhankelijkheid. Om de invloed van de discriminerende maatregelen in te dammen namen de Chinezen vaak enigszins invloedrijke Indonesiërs in dienst. Andersom namen Indonesiërs vaak Chinezen in dienst daar zij veel van handel afweten. In het geval van een slechte economische situatie met veel inflatie (kosten- en prijsinflatie) en tekorten aan sommige producten geeft de bevolking vaak de schuld aan 'de Chinese handelaar en uitzuiger', wat echter absoluut niet het geval is daar toch (ondanks hun relatief grote economische macht) slechts 1 op de 3 Chinezen handelaar is.
In de jaren '60 werden veel Chinezen, wegens een grote anticommunistische stemming in het land, vermoord wegens vermeende communistische sympathieën. In 1998, onder Soeharto, tijdens demonstraties tegen zijn bewind, waren de Chinezen ook al het slachtoffer als gevolg van de slechte economische situatie. Veel Indonesiërs denken immers nog steeds dat de Chinezen alles te zeggen hebben op economisch gebied. Dit getuigt van slecht onderwijs in Indonesië.
In vrijwel elke stad in Indonesië is een Chinese minderheid te vinden. In 1959 werd de Chinezen het verboden zich te vestigen in de dorpen en kleine steden. Ook hierom spelen zij nu een grote rol in de internationale handel, de grote industrieën en de financiële wereld. Door hun sterke economische positie en hun vaak afwijkende cultuur en taal ervaren veel Indonesiërs ze als een bedreiging. Daarom vormen kleine incidentjes of geruchten al een aanleiding tot moord en plundering in de steden. De Chinezen zijn de zondebokken van de samenleving. De regering in Indonesië vindt dit vaak 'wel handig'. Zolang de bevolking z'n frustraties afreageert op de Chinezen blijven zij immers meestal buiten schot. Daarom deed het leger vaak niets bij plunderingen en moord. Toch zou de overheid zich eigenlijk verplicht moeten voelen om ze te beschermen, want zonder de Chinezen zou de economie er in Indonesië beduidend slechter voorstaan. Bij de grote opstanden in 1998 begonnen de rellen ook tegen de Chinezen. Later zag de bevolking echter in dat dictator Soeharto eigenlijk de schuld was van de slechte economische situatie en de frustraties richtten zich toen tegen hem, wat heeft geleid tot zijn aftreden in datzelfde jaar nog.
Hoofdstuk 7
Oost-Timor
Bijna niets is de een tijd geleden vaker in het nieuws geweest dan Oost-Timor. Oost-Timor is een eiland in het zuiden van Indonesië. De hoofdstad ervan is Dili. Het eiland Timor is verdeeld in 2 delen: Oost en West. Oost telt (telde) circa 800 duizend inwoners. Inmiddels zijn er door recente gebeurtenissen echter vele mensen naar West gevlucht of vermoord dus een precies aantal inwoners is op dit moment nog niet aan te geven. Ongeveer 95% van het eiland is katholiek. Dit is een groot verschil met het voornamelijk Islamitische Indonesië. Dit is het gevolg van de kolonisatie door de Portugezen, die in de 16e eeuw voet aan wal zetten in op Timor. In de 18e eeuw werd West-Timor overgenomen door Nederland. Oost bleef Portugees tot 1975 toen deze vertrokken. Toen de Portugezen weg waren bezetten Indonesische militairen vervolgens Oost-Timor nog in datzelfde jaar. Het Revolutionaire Front van Oost-Timor bood weerstand. Het gevolg was dat er 200000 mensen stierven in de strijd. In 1976 annexeert Indonesië Oost-Timor, maar dit wordt door de meeste landen en de VN niet erkend.
De reden dat president Soeharto zo graag Oost-timor in wilde nemen was dat hij geen communistische staat midden in zijn eilandenrijk wilde. De communistische beweging Fretilin had namelijk naar alle waarschijnlijkheid anders de macht gegrepen. Soeharto voorkwam dit dus ten koste van vele duizenden slachtoffers en ruzie met de VN.
Tijdens de bezetting leidde één man het verzet tot hij in Indonesië gevangen werd genomen: Xanana Gusmao (53 jaar oud). In 1993 werd hij veroordeeld tot levenslang. Door politieke veranderingen is hij echter al weer vrij. Gusmao wordt gezien als de leider van het onafhankelijke Oost-Timor.
In 1998, toen Soeharto afgetreden was, kwamen er weer kansen voor Oost-Timor. Habibie, Soeharto's gematigde opvolger, gaf onder druk van de VN Oost-Timor een kans zich voor of tegen onafhankelijkheid uit te spreken. Oost-Timor kreeg deze aparte mogelijkheid, omdat het vroeger geen deel uitmaakte van Nederlands-Indië. Het Indonesische leger (vooral Javanen), dat met 20000 man aanwezig was, voerde terreur uit op Oost-Timor, om zo te proberen de Oost-Timorese bevolking tegen onafhankelijkheid te laten stemmen. Het hielp echter niet, de voorstanders behaalden een ruime overwinning (driekwart meerderheid).
Hierna veranderde Oost-Timor, en met name de hoofdstad Dili, in een hel. Pro-Indonesische milities, geholpen door het Indonesische leger, staken alles in brand en richtten bloedbaden aan. Op deze manier hoopte Indonesië het verblijf in
Oost-Timor te kunnen rekken. Bovendien schok men op deze manier andere provincies af om ook onafhankelijk te willen worden.
De oorzaak voor deze gewelddadigheden is gedeeltelijk te vinden in het feit dat de mensen op Oost-Timor zelf nogal verdeeld zijn (waren). Een deel vond het beter voor het land (economie) om bij Indonesië te blijven. Bovendien woonden er ook al Javanen op het eiland als gevolg van transmigratie. Ook gaat in Indonesië de ondeelbaarheid van het rijk boven alles.
Om een einde te maken aan deze situatie stuurde de VN een zwaarbewapende vredesmacht naar Oost-Timor. Deze veroverden Oost-Timor is no-time. Toch verblijven nu nog zo'n 200000 vluchtelingen in West-Timor, die niet terug durven. Het hele land zal weer opnieuw opgebouwd moeten worden. Ook verwacht men problemen op het eiland wanneer men een leider zal kiezen. Ook zal het land economisch zeker geen hoogvlieger worden. Indonesië zal het wat dat betreft liever kwijt dan rijk geweest zijn. Verwacht wordt dat het Portugees als officiële taal zal worden aangenomen en het katholicisme als officiële godsdienst.
De Molukken
De Molukken zijn een eilandengroep van zo'n 1000, voornamelijk kleine eilanden. Er leven zo'n 1,5 miljoen inwoners. Hoewel het landoppervlak in vergelijking met de rest van Indonesië maar klein is, neemt het gebied in Indonesië een belangrijke plaats in. In het verleden kwamen op de Molukken Indiase, Chinese, Arabische en later ook Europese handelaren specerijen halen die alleen daar te verkrijgen zijn, zoals nootmuskaat. In 1512 kwamen de Portugezen naar de Molukken, maar die werden in 1605 verdreven door de Hollanders. Deze onderwierpen de oorspronkelijke bevolking door middel van een aantal bloedige oorlogen. De Verenigde Oost-Indische Compagnie vestigde haar basis op Ambon. Het eiland groeide onder de Nederlande aanwezigheid uit tot het economisch en politiek centrum van de molukken. Op ambon is ongeveer de helft van de bevolking protestant en de andere helft islamitisch. De noordelijke Molukken zijn voornamelijk islamitisch, de zuidelijk protestants.
Doordat op Ambon de Christenen en Moslims dus met elkaar wonen vinden er hier regelmatig gewelddadigheden plaats. Vaak speelt het voornamelijk islamitische leger hier een belangrijke rol in. Zij lokt gewelddadigheden tegen Christenen uit. Bovendien geeft men elkaar vaak de schuld van een economisch slechte situatie zoals in 1998.
Geweld van Moslims komt vooral door de reden dat de Christenen domineren op de Molukken. Dit is nog een erfenis uit het Soeharto-tijdperk. Soeharto gaf de Christenen alle belangrijke posities om zo de macht van de Moslims in te dammen en zijn positie te verstevigen. De Christenen zag pas dat zij als pionnen in Soeharto's machtsspel werden gebruikt toen het geweld tegen hen toenam begin jaren '90 en het leger niet ingreep
Sinds vorig jaar zijn er honderden doden gevallen en zijn er tienduizenden mensen op de vlucht voor de onlusten. Talloze dorpen en huizen zijn platgebrand en er is een gebrek aan voedsel en medicijnen. Toch wordt er door de internationale gemeenschap nog amper ingegrepen en houdt het Indonesische leger zich nog redelijk 'afzijdig'.
Naast al deze interne conflicten wil nog een deel van de Molukkers onafhankelijkheid van Indonesië. Het leeft hier echter wel minder als in andere delen van Indonesië.
In 1949 verlieten de Nederlanders de Molukken en droegen de soevereiniteit over aan Indonesië. De Molukkers accepteerden dit echter niet, verzetten zich en riepen in 1950 de eigen republiek uit, de RMS (= Republik Maluku Selatan, wat staat voor de republiek der Zuid-Molukken). Onder deze Molukkers die zich verzetten bevonden zich veel leden van het (voormalig) Koninklijk Nederland-Indisch (KNIL). In augustus 1950 roept Indonesië echter de eenheidsstaat uit waar de Molukken ook bij horen. Nederland besluit daarom 'tijdelijk' KNIL-ers op te nemen doet hen de belofte dat Nederland ervoor zou zorgen dat ze een eigen republiek zouden krijgen en dat ze terug konden wanneer het zover was. Hierop komen ca. 12500 KNIL-strijders naar Nederland. Vervolgens onthief Nederland alle KNIL-leden uit hun functies en erkende de RMS en hun vlag niet meer. De Molukkers voelden zich verraden door Nederland. Dit heeft in Nederland nog lang problemen gegeven. Zo waren er in de jaren '60 en '70 twee treinkapingen, een gijzelingsactie in de woning van de Indonesische ambassadeur, een bestorming van de Indonesische ambassade en een plan tot gijzeling van koningin Juliana (1975).
Molukkers in Nederland willen nog steeds onafhankelijkheid van Indonesië en hopen na Oost-Timor op een nieuwe kans. De Molukkers in Indonesië houden zich hier echter veel minder mee bezig, die hebben op dit moment wel andere problemen aan hun hoofd.
Irian Jaya
Irian Jaya is het westelijk deel van het eiland Nieuw-Guinea, dat ten noorden van Australië ligt. Er leven zo'n 1,8 miljoen mensen in een groot en extreem dunbevolkt gebied. Het is zelfs de grootste provincie van Indonesië. Nieuw-Guinea werd in 1512 door de Portugezen ontdekt. De kust leek sterk op die van Guinea, dat aan de westkust van Afrika ligt en kreeg zodoende de naam Nieuw-Guinea. In 1828 neemt Nederland bezit over de kuststrook van Irian Jaya. Door middel van militaire expedities werd tussen 1907 en 1915 het binnenland opengelegd.
Tijdens de voorbereidingen voor de onafhankelijkheid van Indonesië gaf Nederland Irian Jaya een speciale positie. Nederland wilde het gebied zelf tot ontwikkeling brengen, maar Indonesië beschouwde het gebied als een onafscheidelijk deel van haar territorium. Aanvankelijk won Nederland, maar in 1961 begon de militaire infiltratie door Indonesië in het gebied. Na bemiddeling door de
VS besloot Nederland het gebied over te dragen aan de VN, die het gebied op 1 mei weer overdroeg aan Indonesië. Ze noemden het gebied aanvankelijk Irian Barrat, later werd dit Irian Jaya.
De belangrijkste reden dat Indonesië dit gebied wilde hebben is de aanwezigheid van goud, koper en bos (hout). Bovendien kon men het dunbevolkte Irian Jaya gebruiken om de overbevolking in andere delen van Indonesië op te lossen. En hier zit hem nou net de kern van het probleem.
De economie in Irian Jaya wordt gedomineerd door immigranten uit andere delen van Indonesië, vooral van Java en de Molukken, en door de aanwezige (Javaanse) militairen (zie hoofdstuk 4). De oorspronkelijke bevolking, de Papoea's, is hierdoor naar de achtergrond gedrukt. Zij vormen nu nog maar zo'n 50% van de bevolking. Door de vaak bloedige onderdrukking leeft onder hen een sterk gevoel naar onafhankelijkheid. Zij zijn door de onderdrukking zeer radicaal geworden en willen zo weinig mogelijk met Indonesië te maken hebben. Ze eisen een referendum over hun toekomst net als in Oost-Timor. Door de aanwezige bodemschatten en het grote landoppervlak zal Irian Jaya echter niet zo snel zo'n referendum krijgen. Net als in andere delen in Indonesië vinden er op Irian Jaya sinds 1998 ook rellen plaats. Het leger slaat opstanden echter bloedig neer en neemt talrijke activisten gevangen. In een poging van Jakarta om de greep op Irian Jaya te versterken heeft de regering in april '99 Irian Jaya in 3 provincies verdeeld, wat 3 garnizoenen en militaire commandanten betekent. Bovendien hoopt men met deze actie verdeeldheid onder de Papoea's te zaaien. Doordat de overheid nog steeds alle mogelijkheden voor onafhankelijkheid afsluit en de Papoea's blijft onderdrukken zullen er in Irian Jaya in de toekomst nog hevige spanningen te verwachten zijn.
Atjeh en Riau
Atjeh en Riau zijn 2 opstandige provincies op Sumatra, die lange tijd onderdrukt werden (sinds 1949) door het Indonesische leger om zo de eenheidsstaat te behouden. Vooral Atjeh wil onafhankelijkheid ten koste van alles.
Beide provincies zijn zeer rijk aan grondstoffen (aardolie, aardgas, goud en zilver). Het grootste deel van de opbrengsten hiervan komt echter bij de centrale overheid terecht (die er vervolgens hun zakken mee vullen). De nieuwe president Wahid heeft onder druk van het uiteenvallen van de staat beloofd aan Riau en Atjeh beloofd dat ze voortaan driekwart van de opbrengst zelf mag houden. Als dit gebeurt, binnen een half jaar is de kans groot dat Riau bij Indonesië blijft. Ze willen dan echter wel de Batam-eilanden (veel olie-industrie) bij de provincie hebben.
Atjeh is een ander verhaal. Wahid heeft hen verregaande autonomie beloofd, maar dit zal zelfs waarschijnlijk niet genoeg zijn om ze bij Indonesië te houden. Na decennia van bloedige onderdrukking zit de haat jegens het leger en de centrale overheid in Jakarta zo diep geworteld dat de 4 miljoen inwoners van Atjeh, dit zijn vooral fanatieke moslims, alleen nog onafhankelijkheid willen. Deze fanatieke moslims zijn verenigd in Atjeh Medeka, het bevrijdingsfront van Atjeh.
Sinds alle gebeurtenissen op Oost-Timor denken er meerdere provincies over onafhankelijk te worden door middel van een referendum. Atjeh is door Wahid ook zo'n referendum beloofd, maar vele andere personen bij de centrale overheid zien dit niet zitten. Andere delen (bijvoorbeeld Irian Jaya) zullen ook een referendum eisen. Het einde is dan zoek en Indonesië zal dan volledig uit elkaar kunnen vallen. Om dit te voorkomen bekijkt men nu de mogelijkheden om Indonesië om te vormen naar een federatie. Atjeh zal hier echter waarschijnlijk nooit genoegen meenemen.
Conclusie
In Indonesië vindt men vele conflicten. De oorzaken van deze conflicten zijn:
- Totaal van zo'n 300 verschillende etnische groepen die zich onderscheiden door taal en cultuur
- Het bestaan van de eenheidsstaat. Gebieden hebben geen autonomie wat door mensen als onrechtvaardig wordt beschouwd. Alle opbrengsten komen bij de centrale overheid terecht. De bevolking profiteert niet of nauwelijks van aanwezige grondstoffen en dergelijke.
- Het leger
- Alle wereldgodsdiensten zijn vertegenwoordigd in Indonesië
- Transmigratie. In sommige gebieden overheersen de immigranten, wat tot conflicten met de oorspronkelijke bevolking leidt.
- Onrechtvaardige verdeling van de inkomens (Chinezen)
- Onder Soeharto's bewind werden Christenen voorgetrokken. Men zit nu nog met de erfenis hiervan
- (slechte) Economische situatie
Gevolgen van de conflicten:
- Gebieden in Indonesië krijgen nu meer autonomie
- Gebieden in Indonesië eisen onafhankelijkheid
- Vluchtelingenstromen
Men kan concluderen dat, tenzij gebieden onafhankelijk worden, er altijd een kans op conflicten blijft bestaan. Met de nieuwe regering heeft men echter de verwachting dat de toekomst van het land met hen er beter uitziet dan tevoren, omdat deze niet onwelwillend staat tegen eisen van sommige gebieden. De kern van de problemen zit hem vaak in het feit dat de economische situatie slecht is. Dit hoeft niet zo te zijn. Wanneer inkomens beter verdeeld worden en de bevolkingsgroei wordt afgeremd is Indonesië in potentie een rijk land met de aanwezige grond- en delfstoffen.
Dit werkstuk gaat over Indonesië. In dit werkstuk zal ik de grootste problemen van de laatste tijd behandelen, namelijk de onlusten tussen de verschillende bevolkingsgroepen. Dit gebeurd uiteraard in wel meer landen (Joegoslavië bijvoorbeeld), maar in Indonesië is dit vaak wel heel complex, wegens de grote verscheidenheid aan etnische groepen en godsdiensten. Ik zal mij toch beperken tot de grootste en bekendste brandhaarden.
Bij de behandeling zal deze probleemstelling centraal staan:
In Indonesië heerst grote bevolkingsproblematiek. Hoe komt dit?
Om deze vraag te beantwoorden zal ik gebruik maken van de volgende deelvragen:
- Wat is de oorzaak conflicten?
- Wat doet de politiek eraan?
- Heeft de politiek een rol gespeeld of speelt de politiek een rol bij de conflicten?
- Wat is het gevolg van de bevolkingstoename en de transmigratie in Indonesië?
In dit werkstuk zit ook een stuk geschiedenis van Indonesië. Dit is misschien niet de bedoeling van een werkstuk voor aardrijkskunde, maar ik vind dat om inzicht te krijgen in de huidige situatie, inzicht in het verleden noodzakelijk is.
Algemene informatie over Indonesië
Indonesië is een land gelegen tussen het zuidoosten van Azië en Australië. Het heeft ruim 200 miljoen inwoners en het ligt grotendeels op zuidenbreedte van de evenaar. Het totale landoppervlak omvat ongeveer 52 keer Nederland. Indonesië is een samenvoeging van India en 'Nesos', het Griekse woord voor eiland. Dit is niet zo vreemd, want Indonesië heeft zo'n 14000 eilanden en eilandjes. Het eilandengroep wordt onderverdeeld in 5 grote eilanden en een dertigtal kleinere eilandengroepen. De 5 grote eilanden zijn Sumatra, Java (met Madura en Bali), Kalimantan(het Indonesische deel van Borneo), Sulawesi en Irian Jaya.
Op Java woont de helft van de totale bevolking en dit terwijl het eiland maar 7% van het hele land uitmaakt. De bevolkingsdichtheid is hier zo'n 750 mensen per km², terwijl bijvoorbeeld in Nederland een gemiddelde dichtheid is van 440 per km². Dit is dan ook één van de problemen, dat word later besproken.
Indonesië heeft, net als vele andere landen in Oost-Azië, de laatste decennia grote (economische) ontwikkelingen meegemaakt. Vooral op het gebied van infrastructuur, onderwijs en economische groei is er de laatste 25 jaar veel veranderd. Toch is er in Indonesië een enorm grote kloof tussen arm en rijk, ook tussen de verschillende delen van het land. Zo leven sommige delen van Irian Jaya nog in het stenen tijdperk, terwijl de centra van bijvoorbeeld de grote steden op Java zeer modern zijn. Bovendien heeft men net als veel andere ontwikkelingslanden te kampen met krottenwijken (armoede), analfabetisme (niet erg veel) en corruptie op bestuurlijk niveau. De economische macht berust vooral bij een kleine elite.
Het is niet precies bekend wanneer de eerste mensen naar Indonesië kwamen, maar uit opgravingen is gebleken dat er 9000 jaar geleden al mensen waren op Indonesië. Doordat sommige gebieden, zoals Irian Jaya, erg moeilijk bereikbaar zijn, was men daar bijvoorbeeld tot diep in de 20e eeuw niet op de hoogte van de bewerking van ijzer.
Op andere eilanden was men echter al veel meer ontwikkeld. Sinds het begin van onze jaartelling kwamen er immers al kooplieden uit India en China naar Indonesië. De producten, specerijen vooral, die daar gehaald werden, werden doorverkocht tot in het Romeinse Rijk. Handelaren brachten zo ook nieuwe gewassen, koopwaar, technische ontwikkelingen en culturele veranderingen naar de eilanden toe, zoals bijvoorbeeld de rijstteelt. Tot de komst van de Europeanen, eind 16e eeuw, liepen alle ontwikkelingen heel geleidelijk. De bevolking groeide niet snel, de gevolgen voor de natuur waren niet erg ingrijpend. Rond 1600 leefden er al zo'n 10 miljoen mensen op dit eilandenrijk, ongeveer verdeeld over de eilanden zoals nu het geval is. Java was altijd al het drukste eiland wegens de vruchtbare grond en de gunstige verkeersligging.
Het totaal aantal etnische groepen ligt zo rond de 300. Deze groepen onderscheiden zich door taal en cultuur. Het is niet zo vreemd dat als in een land zoveel verschillende bevolkingsgroepen wonen, dat er dan grote problemen kunnen ontstaan
De politieke situatie in Indonesië na de 2e wereldoorlog tot nu
Na de capitulatie van Japan, op 17 augustus 1945, riepen Soekarno en Hatta van de PNI, een volksbeweging gebaseerd op nationalisme, islam en marxisme, de onafhankelijke Indonesische republiek uit met henzelf als president respectievelijk vice-president. Nederland erkende dit echter niet en wilde Indonesië terug na de bezetting door de Japanners. In 1948 werd Soekarno door de Nederlanders gearresteerd. De Verenigde Naties protesteerden echter en onder druk daarvan werd een compromis gesloten. Indonesië werd een federatie van zestien autonome gebieden en heette de Republik Indonesia Serikat (Verenigde Staten van Indonesië). De bevolking van Indonesië was echter verdeeld. Het ene deel wilde een federatie, het andere deel een eenheidsstaat. De aanhangers van de federatie werden echter steeds kleiner in aantal en daarom besloot men op 17 augustus 1950 de eenheidsstaat uit te roepen, Republik Indonesia, met een grondwet die berust op de beginselen nationalisme, humanisme, geloof in één God, sociale rechtvaardigheid en democratisch overleg.
Soekarno werd (weer) president en in de daarop volgende jaren begon hij langzaam maar zeker zijn macht te vergroten. Hij ontnam het parlement al zijn bevoegdheden. Bovendien versterkte het leger zijn positie door het regionale bestuur op zich te nemen en voor de export belangrijke genationaliseerde Nederlandse bedrijven over te nemen. Uiteindelijk bleven er dus nog 2 machten over en van democratie was dus geen sprake meer.
Het wantrouwen tussen de president en het leger was echter groot, daar het leger nogal anticommunistisch was en de president de communisten (de PKI) beschermde. In het najaar van 1965 ging het mis. Het ging op dat moment slecht met de economie en er werd een slag gepleegd. Zes hoge generaals werden vermoord in de nacht van 30 september op 1 oktober. Het leger ondernam onmiddellijk een tegenslag en was binnen enkele uren heer en meester in Jakarta. Er werd vermoed dat de communisten de slag hadden ondernomen en de dagen erna werden duizenden communisten of mensen die verdacht werden van communistische sympathieën vermoord. Er volgden enkele dagen van anarchie, waarbij vele mensen werden vermoord. Soekarno werd alle macht ontnomen en in maart 1966 droeg hij de macht aan generaal Soeharto over.
Soeharto heerste door tot aan 1998. Toen vertrok hij na lang aanhoudend (studenten)protest in een periode van economische teruggang. Habibie, de vice-president, nam de macht over tot aan de parlementsverkiezingen op 7 juni 1999.
Bij deze parlementsverkiezingen won de dochter van Soekarno, Megawati Soekarnoputri van de PDI-P, een gematigde, democratische moslimpartij. Zij haalde 33,7% van de stemmen. De winst van haar partij betekende echter nog niet dat zij president zou worden. Dat wed bepaald in het volkscongres op 20 oktober 1999. daar won de moslim Abdurrahman Wahid van de PKB. Megawati werd een dag later tot vice-president gekozen. Het volk heeft nu weer wat ze al tijden wilde: een democratie. Nu zal nog moeten blijken hoe sterk en goed deze democratie is.
De verschillende godsdiensten en culturen in Indonesië
In Indonesië leven ongeveer 300 verschillende etnische groepen. De groepen onderscheiden zich van elkaar door taal en cultuur. Het is vaak het geval dat deze groepen zijn bekeerd tot een bepaalde godsdienst, maar dat zij zelf ook nog veel oude tradities hebben.
In Indonesië zijn, met uitzondering van het jodendom, alle wereldgodsdiensten vertegenwoordigd. 87% van de bevolking is Islamitisch. Er wonen echter ook Hindoes (2,5%), Boeddhisten (1,5%) en Christenen (9%). De nieuwe godsdiensten deden echter zelden de oude (traditionele) geheel verdwijnen. Vaak werden de nieuwe als het ware over de oude neergelegd. In sommige gevallen zijn de mensen helemaal niet overgegaan op deze nieuwe religies.
De traditionele godsdienst
Volgens de oude levensbeschouwing zijn alle elementen uit de natuur bezield. Mensen, dieren, planten, bomen, rivieren, stenen - alle verschijnselen uit de natuur - bezitten een ziel. Naast een ziel bezitten mensen en bepaalde dieren, planten en voorwerpen ook een levenskracht. Deze levenskracht kan je versterken met een andere, het is overdraagbaar, bijv. door amuletten van tanden van dode dieren te dragen. Ook kennen de traditionele godsdiensten in Indonesië een groot aantal goden en geesten. Deze kunnen overal in de natuur verblijven. De belangrijkste geesten zijn die van de voorouders. Zij zouden na hun dood voor de nabestaanden blijven zorgen.
Vanaf de 5e eeuw voor Christus kwamen nieuwe ideeën naar het eilandenrijk. Eerst het Hindoeïsme en Boeddhisme, later ook de Islam en het Christendom. Deze hebben echter de oude godsdiensten nooit helemaal verdrongen. Veel meer heeft men de nieuwe ideeën opgenomen in de bestaande geloofssystemen.
Transmigratie
Transmigratie is migratie (binnen Indonesië) van het ene eiland naar het andere. In Indonesië hebben ze daar zelfs een apart ministerie voor: het ministerie van transmigratie. Met transmigratie hoopte men in Indonesië een betere verdeling van de bevolking tot stand te brengen om zo de dichtbevolkte eilanden, zoals Java of Bali te ontlasten. Als een transmigrant vanaf bijvoorbeeld Java naar een buitengebied verhuist (bijvoorbeeld Irian Jaya) krijgt hij van de overheid 2 hectare grond, zaaigoed, kunstmest, gereedschap en voedselrantsoenen. Na 5 jaar moet men vervolgens op eigen benen kunnen staan.
Transmigratie levert echter slechts een zeer beperkte bijdrage aan het afremmen van de bevolkingsgroei op bijvoorbeeld Java. De invloed in de ontvangende gebieden is echter wel groot. Dikwijls pakt(e) de overheid zelfs grond af van de lokale bevolking om er transmigranten te huisvesten. Later breidden de transmigranten dan zelf uit. Dit leidt uiteraard dan tot conflicten met de lokale bevolking.
De Indonesische regering had echter (vooral vroeger) ook andere redenen voor transmigratie. Zo wilde men de relatief lege grensgebieden bevolken om zich te beschermen tegen invallen van buitenaf, van bijvoorbeeld Maleisië (Kalimantan). Bovendien probeerde men door transmigratie de nationale eenheid te versterken en etnisch-culturele tegenstellingen binnen Indonesië 'op te heffen'. Dit had echter een averechts effect. Het gebeurt namelijk meer dat de verschillende bevolkingsgroepen elkaar in de haren vliegen, wat hoofdzakelijk het geval is in tijden van economische teruggang. Dan beschouwt de oorspronkelijke bevolking de transmigrant als een indringer die welvaart en een goede toekomst van hun afpakt, wat tot conflicten leidt.
Bevolkingstoename en Stadsontwikkeling
De stedelijke bevolking groeit in Indonesië, evenals in andere 3e wereldlanden, zeer snel. In 1930 woonde slechts 10% van de bevolking in de steden, in 1980 nog maar 20%, maar men verwacht dat 2010 zo'n 50% van de bevolking in steden woont.
De reden voor deze trek is dat in de stad veel modernere voorzieningen aanwezig zijn en dat de economie daar veel beter ontwikkeld is. Bovendien hebben de mensen op het platteland te kampen met verschillende problemen. Zo is er sprake van toenemende landloosheid, seizoenswerkloosheid in de landbouw en ondergang van de plattelandsnijverheid. In de steden hoopt men daarom werk te vinden en/of een hoger inkomen te hebben. Bovendien dragen de moderne uitstraling van de stad en de vele aanwezige scholen ertoe bij dat veel studenten naar de stad komen. Jongeren zijn dan ook vooral degenen die naar de stad trekken. Zij maakten deze stap echter vaak niet in eens. Vaak vestigt zich men eerst tijdelijk in een provinciestadje alvorens in de grote stad (vaak Jakarta) te gaan wonen. Het is echter voorlopig niet mogelijk gebleken om de voorzieningen op peil te houden tijdens deze toestroom van mensen. Krottenwijken zijn zodoende ook in Indonesië ontstaan.
Oorspronkelijk vond deze urbanisatie bijna alleen op Java plaats. De laatste decennia echter is op de buiteneilanden (bijvoorbeeld Sumatra) deze verstedelijking duidelijker te zien. Dit heeft voor een deel met de transmigratie te maken. Dit heeft gezorgd voor een betere infrastructuur met als gevolg dat dorpen steden werden.
Godsdienstige en etnische verschillen drukken op veel Indonesische steden een eigen stempel. Zo heb je bijvoorbeeld veel typisch islamitische steden, waar bijna geen groepen met andere godsdiensten en culturen wonen, maar er zijn ook enkele steden met grote onderlinge verschillen binnen de bevolking. Deze steden liggen vooral aan de kust. In bijna alle gevallen is het echter zo dat er één groep in de stad een meerderheid vormt. Jakarta vormt hierop een uitzondering; er woont geen absolute meerderheid in de stad. De meeste Indonesische steden worden echter gedomineerd door de bevolkingsgroep uit de directe omgeving van de stad. De kleine en middelgrote hebben vrijwel altijd een etnisch homogene bevolking. In elke stad vindt men echter wel Chinezen en Javaanse militairen en ambtenaren.
Door de grote bevolkingstoename, vooral in de steden dus, is de overheid verplicht veel te investeren in het onderwijs. Deze investeringen die dan gedaan moeten worden zijn echter zo hoog dat ze nooit betaald kunnen worden, zeker gezien de geringe economische groei op het moment. Daardoor bezoeken zeker 20 miljoen leerplichtige kinderen geen school, iets wat voor de toekomst van een land niet voordelig zal zijn.
Om al deze problemen op demografisch gebied in de stad op te lossen (armoede, gebrek aan allerlei voorzieningen) probeert de overheid de bevolking van voeding, werkgelegenheid en onderwijs te voorzien en de bevolkingsgroei af te remmen (minder kinderen). Bovendien gebruikt men nog steeds transmigratie op de dichtbevolkte gebieden te ontlasten, al zijn de gevolgen ervan in het brongebied amper te merken.
De Chinezen
In de geschiedenis van Indonesië hebben behalve de Europeanen, ook de Chinezen een belangrijke rol gespeeld. In de tijd dat een groot deel van Java en andere gebieden in Indonesië nog hindoeïstisch waren, waren zij al de grootste handelaars. Toen de Nederlanders kwamen werden zij echter gedwongen een stapje terug te doen wat deze handel betreft. Ze werden toen slechts gebruikt voor uitbreiding van de koloniale economie.
Aan veel Chinezen is het tegenwoordig niet meer te merken dat ze Chinees zijn. Velen hebben hun originele taal en cultuur laten vallen; een steeds kleiner wordende groep houdt nog wel vast aan de originele cultuur en taal. Deze laatste groep vermindert snel door de sterk afgenomen immigratie vanuit China. Dit komt door het emigratieverbod in China en door de regelmatig terugkerende anti-Chinese gevoelens in Indonesië. Op dit moment leven er zo'n 3.500.000 Chinezen in Indonesië.
De Chinezen hebben in Indonesië een relatief gezien grote economische macht, ondanks vele discriminerende maatregelen door de overheid door de jaren heen. Ze verkregen hun grote rol door het overnemen van de Nederlandse ondernemingen na de onafhankelijkheid. Om de invloed van de discriminerende maatregelen in te dammen namen de Chinezen vaak enigszins invloedrijke Indonesiërs in dienst. Andersom namen Indonesiërs vaak Chinezen in dienst daar zij veel van handel afweten. In het geval van een slechte economische situatie met veel inflatie (kosten- en prijsinflatie) en tekorten aan sommige producten geeft de bevolking vaak de schuld aan 'de Chinese handelaar en uitzuiger', wat echter absoluut niet het geval is daar toch (ondanks hun relatief grote economische macht) slechts 1 op de 3 Chinezen handelaar is.
In de jaren '60 werden veel Chinezen, wegens een grote anticommunistische stemming in het land, vermoord wegens vermeende communistische sympathieën. In 1998, onder Soeharto, tijdens demonstraties tegen zijn bewind, waren de Chinezen ook al het slachtoffer als gevolg van de slechte economische situatie. Veel Indonesiërs denken immers nog steeds dat de Chinezen alles te zeggen hebben op economisch gebied. Dit getuigt van slecht onderwijs in Indonesië.
In vrijwel elke stad in Indonesië is een Chinese minderheid te vinden. In 1959 werd de Chinezen het verboden zich te vestigen in de dorpen en kleine steden. Ook hierom spelen zij nu een grote rol in de internationale handel, de grote industrieën en de financiële wereld. Door hun sterke economische positie en hun vaak afwijkende cultuur en taal ervaren veel Indonesiërs ze als een bedreiging. Daarom vormen kleine incidentjes of geruchten al een aanleiding tot moord en plundering in de steden. De Chinezen zijn de zondebokken van de samenleving. De regering in Indonesië vindt dit vaak 'wel handig'. Zolang de bevolking z'n frustraties afreageert op de Chinezen blijven zij immers meestal buiten schot. Daarom deed het leger vaak niets bij plunderingen en moord. Toch zou de overheid zich eigenlijk verplicht moeten voelen om ze te beschermen, want zonder de Chinezen zou de economie er in Indonesië beduidend slechter voorstaan. Bij de grote opstanden in 1998 begonnen de rellen ook tegen de Chinezen. Later zag de bevolking echter in dat dictator Soeharto eigenlijk de schuld was van de slechte economische situatie en de frustraties richtten zich toen tegen hem, wat heeft geleid tot zijn aftreden in datzelfde jaar nog.
Hoofdstuk 7
Oost-Timor
Bijna niets is de een tijd geleden vaker in het nieuws geweest dan Oost-Timor. Oost-Timor is een eiland in het zuiden van Indonesië. De hoofdstad ervan is Dili. Het eiland Timor is verdeeld in 2 delen: Oost en West. Oost telt (telde) circa 800 duizend inwoners. Inmiddels zijn er door recente gebeurtenissen echter vele mensen naar West gevlucht of vermoord dus een precies aantal inwoners is op dit moment nog niet aan te geven. Ongeveer 95% van het eiland is katholiek. Dit is een groot verschil met het voornamelijk Islamitische Indonesië. Dit is het gevolg van de kolonisatie door de Portugezen, die in de 16e eeuw voet aan wal zetten in op Timor. In de 18e eeuw werd West-Timor overgenomen door Nederland. Oost bleef Portugees tot 1975 toen deze vertrokken. Toen de Portugezen weg waren bezetten Indonesische militairen vervolgens Oost-Timor nog in datzelfde jaar. Het Revolutionaire Front van Oost-Timor bood weerstand. Het gevolg was dat er 200000 mensen stierven in de strijd. In 1976 annexeert Indonesië Oost-Timor, maar dit wordt door de meeste landen en de VN niet erkend.
De reden dat president Soeharto zo graag Oost-timor in wilde nemen was dat hij geen communistische staat midden in zijn eilandenrijk wilde. De communistische beweging Fretilin had namelijk naar alle waarschijnlijkheid anders de macht gegrepen. Soeharto voorkwam dit dus ten koste van vele duizenden slachtoffers en ruzie met de VN.
Tijdens de bezetting leidde één man het verzet tot hij in Indonesië gevangen werd genomen: Xanana Gusmao (53 jaar oud). In 1993 werd hij veroordeeld tot levenslang. Door politieke veranderingen is hij echter al weer vrij. Gusmao wordt gezien als de leider van het onafhankelijke Oost-Timor.
In 1998, toen Soeharto afgetreden was, kwamen er weer kansen voor Oost-Timor. Habibie, Soeharto's gematigde opvolger, gaf onder druk van de VN Oost-Timor een kans zich voor of tegen onafhankelijkheid uit te spreken. Oost-Timor kreeg deze aparte mogelijkheid, omdat het vroeger geen deel uitmaakte van Nederlands-Indië. Het Indonesische leger (vooral Javanen), dat met 20000 man aanwezig was, voerde terreur uit op Oost-Timor, om zo te proberen de Oost-Timorese bevolking tegen onafhankelijkheid te laten stemmen. Het hielp echter niet, de voorstanders behaalden een ruime overwinning (driekwart meerderheid).
Hierna veranderde Oost-Timor, en met name de hoofdstad Dili, in een hel. Pro-Indonesische milities, geholpen door het Indonesische leger, staken alles in brand en richtten bloedbaden aan. Op deze manier hoopte Indonesië het verblijf in
Oost-Timor te kunnen rekken. Bovendien schok men op deze manier andere provincies af om ook onafhankelijk te willen worden.
De oorzaak voor deze gewelddadigheden is gedeeltelijk te vinden in het feit dat de mensen op Oost-Timor zelf nogal verdeeld zijn (waren). Een deel vond het beter voor het land (economie) om bij Indonesië te blijven. Bovendien woonden er ook al Javanen op het eiland als gevolg van transmigratie. Ook gaat in Indonesië de ondeelbaarheid van het rijk boven alles.
Om een einde te maken aan deze situatie stuurde de VN een zwaarbewapende vredesmacht naar Oost-Timor. Deze veroverden Oost-Timor is no-time. Toch verblijven nu nog zo'n 200000 vluchtelingen in West-Timor, die niet terug durven. Het hele land zal weer opnieuw opgebouwd moeten worden. Ook verwacht men problemen op het eiland wanneer men een leider zal kiezen. Ook zal het land economisch zeker geen hoogvlieger worden. Indonesië zal het wat dat betreft liever kwijt dan rijk geweest zijn. Verwacht wordt dat het Portugees als officiële taal zal worden aangenomen en het katholicisme als officiële godsdienst.
De Molukken
De Molukken zijn een eilandengroep van zo'n 1000, voornamelijk kleine eilanden. Er leven zo'n 1,5 miljoen inwoners. Hoewel het landoppervlak in vergelijking met de rest van Indonesië maar klein is, neemt het gebied in Indonesië een belangrijke plaats in. In het verleden kwamen op de Molukken Indiase, Chinese, Arabische en later ook Europese handelaren specerijen halen die alleen daar te verkrijgen zijn, zoals nootmuskaat. In 1512 kwamen de Portugezen naar de Molukken, maar die werden in 1605 verdreven door de Hollanders. Deze onderwierpen de oorspronkelijke bevolking door middel van een aantal bloedige oorlogen. De Verenigde Oost-Indische Compagnie vestigde haar basis op Ambon. Het eiland groeide onder de Nederlande aanwezigheid uit tot het economisch en politiek centrum van de molukken. Op ambon is ongeveer de helft van de bevolking protestant en de andere helft islamitisch. De noordelijke Molukken zijn voornamelijk islamitisch, de zuidelijk protestants.
Doordat op Ambon de Christenen en Moslims dus met elkaar wonen vinden er hier regelmatig gewelddadigheden plaats. Vaak speelt het voornamelijk islamitische leger hier een belangrijke rol in. Zij lokt gewelddadigheden tegen Christenen uit. Bovendien geeft men elkaar vaak de schuld van een economisch slechte situatie zoals in 1998.
Geweld van Moslims komt vooral door de reden dat de Christenen domineren op de Molukken. Dit is nog een erfenis uit het Soeharto-tijdperk. Soeharto gaf de Christenen alle belangrijke posities om zo de macht van de Moslims in te dammen en zijn positie te verstevigen. De Christenen zag pas dat zij als pionnen in Soeharto's machtsspel werden gebruikt toen het geweld tegen hen toenam begin jaren '90 en het leger niet ingreep
Sinds vorig jaar zijn er honderden doden gevallen en zijn er tienduizenden mensen op de vlucht voor de onlusten. Talloze dorpen en huizen zijn platgebrand en er is een gebrek aan voedsel en medicijnen. Toch wordt er door de internationale gemeenschap nog amper ingegrepen en houdt het Indonesische leger zich nog redelijk 'afzijdig'.
Naast al deze interne conflicten wil nog een deel van de Molukkers onafhankelijkheid van Indonesië. Het leeft hier echter wel minder als in andere delen van Indonesië.
In 1949 verlieten de Nederlanders de Molukken en droegen de soevereiniteit over aan Indonesië. De Molukkers accepteerden dit echter niet, verzetten zich en riepen in 1950 de eigen republiek uit, de RMS (= Republik Maluku Selatan, wat staat voor de republiek der Zuid-Molukken). Onder deze Molukkers die zich verzetten bevonden zich veel leden van het (voormalig) Koninklijk Nederland-Indisch (KNIL). In augustus 1950 roept Indonesië echter de eenheidsstaat uit waar de Molukken ook bij horen. Nederland besluit daarom 'tijdelijk' KNIL-ers op te nemen doet hen de belofte dat Nederland ervoor zou zorgen dat ze een eigen republiek zouden krijgen en dat ze terug konden wanneer het zover was. Hierop komen ca. 12500 KNIL-strijders naar Nederland. Vervolgens onthief Nederland alle KNIL-leden uit hun functies en erkende de RMS en hun vlag niet meer. De Molukkers voelden zich verraden door Nederland. Dit heeft in Nederland nog lang problemen gegeven. Zo waren er in de jaren '60 en '70 twee treinkapingen, een gijzelingsactie in de woning van de Indonesische ambassadeur, een bestorming van de Indonesische ambassade en een plan tot gijzeling van koningin Juliana (1975).
Molukkers in Nederland willen nog steeds onafhankelijkheid van Indonesië en hopen na Oost-Timor op een nieuwe kans. De Molukkers in Indonesië houden zich hier echter veel minder mee bezig, die hebben op dit moment wel andere problemen aan hun hoofd.
Irian Jaya
Irian Jaya is het westelijk deel van het eiland Nieuw-Guinea, dat ten noorden van Australië ligt. Er leven zo'n 1,8 miljoen mensen in een groot en extreem dunbevolkt gebied. Het is zelfs de grootste provincie van Indonesië. Nieuw-Guinea werd in 1512 door de Portugezen ontdekt. De kust leek sterk op die van Guinea, dat aan de westkust van Afrika ligt en kreeg zodoende de naam Nieuw-Guinea. In 1828 neemt Nederland bezit over de kuststrook van Irian Jaya. Door middel van militaire expedities werd tussen 1907 en 1915 het binnenland opengelegd.
Tijdens de voorbereidingen voor de onafhankelijkheid van Indonesië gaf Nederland Irian Jaya een speciale positie. Nederland wilde het gebied zelf tot ontwikkeling brengen, maar Indonesië beschouwde het gebied als een onafscheidelijk deel van haar territorium. Aanvankelijk won Nederland, maar in 1961 begon de militaire infiltratie door Indonesië in het gebied. Na bemiddeling door de
VS besloot Nederland het gebied over te dragen aan de VN, die het gebied op 1 mei weer overdroeg aan Indonesië. Ze noemden het gebied aanvankelijk Irian Barrat, later werd dit Irian Jaya.
De belangrijkste reden dat Indonesië dit gebied wilde hebben is de aanwezigheid van goud, koper en bos (hout). Bovendien kon men het dunbevolkte Irian Jaya gebruiken om de overbevolking in andere delen van Indonesië op te lossen. En hier zit hem nou net de kern van het probleem.
De economie in Irian Jaya wordt gedomineerd door immigranten uit andere delen van Indonesië, vooral van Java en de Molukken, en door de aanwezige (Javaanse) militairen (zie hoofdstuk 4). De oorspronkelijke bevolking, de Papoea's, is hierdoor naar de achtergrond gedrukt. Zij vormen nu nog maar zo'n 50% van de bevolking. Door de vaak bloedige onderdrukking leeft onder hen een sterk gevoel naar onafhankelijkheid. Zij zijn door de onderdrukking zeer radicaal geworden en willen zo weinig mogelijk met Indonesië te maken hebben. Ze eisen een referendum over hun toekomst net als in Oost-Timor. Door de aanwezige bodemschatten en het grote landoppervlak zal Irian Jaya echter niet zo snel zo'n referendum krijgen. Net als in andere delen in Indonesië vinden er op Irian Jaya sinds 1998 ook rellen plaats. Het leger slaat opstanden echter bloedig neer en neemt talrijke activisten gevangen. In een poging van Jakarta om de greep op Irian Jaya te versterken heeft de regering in april '99 Irian Jaya in 3 provincies verdeeld, wat 3 garnizoenen en militaire commandanten betekent. Bovendien hoopt men met deze actie verdeeldheid onder de Papoea's te zaaien. Doordat de overheid nog steeds alle mogelijkheden voor onafhankelijkheid afsluit en de Papoea's blijft onderdrukken zullen er in Irian Jaya in de toekomst nog hevige spanningen te verwachten zijn.
Atjeh en Riau
Atjeh en Riau zijn 2 opstandige provincies op Sumatra, die lange tijd onderdrukt werden (sinds 1949) door het Indonesische leger om zo de eenheidsstaat te behouden. Vooral Atjeh wil onafhankelijkheid ten koste van alles.
Beide provincies zijn zeer rijk aan grondstoffen (aardolie, aardgas, goud en zilver). Het grootste deel van de opbrengsten hiervan komt echter bij de centrale overheid terecht (die er vervolgens hun zakken mee vullen). De nieuwe president Wahid heeft onder druk van het uiteenvallen van de staat beloofd aan Riau en Atjeh beloofd dat ze voortaan driekwart van de opbrengst zelf mag houden. Als dit gebeurt, binnen een half jaar is de kans groot dat Riau bij Indonesië blijft. Ze willen dan echter wel de Batam-eilanden (veel olie-industrie) bij de provincie hebben.
Atjeh is een ander verhaal. Wahid heeft hen verregaande autonomie beloofd, maar dit zal zelfs waarschijnlijk niet genoeg zijn om ze bij Indonesië te houden. Na decennia van bloedige onderdrukking zit de haat jegens het leger en de centrale overheid in Jakarta zo diep geworteld dat de 4 miljoen inwoners van Atjeh, dit zijn vooral fanatieke moslims, alleen nog onafhankelijkheid willen. Deze fanatieke moslims zijn verenigd in Atjeh Medeka, het bevrijdingsfront van Atjeh.
Sinds alle gebeurtenissen op Oost-Timor denken er meerdere provincies over onafhankelijk te worden door middel van een referendum. Atjeh is door Wahid ook zo'n referendum beloofd, maar vele andere personen bij de centrale overheid zien dit niet zitten. Andere delen (bijvoorbeeld Irian Jaya) zullen ook een referendum eisen. Het einde is dan zoek en Indonesië zal dan volledig uit elkaar kunnen vallen. Om dit te voorkomen bekijkt men nu de mogelijkheden om Indonesië om te vormen naar een federatie. Atjeh zal hier echter waarschijnlijk nooit genoegen meenemen.
Conclusie
In Indonesië vindt men vele conflicten. De oorzaken van deze conflicten zijn:
- Totaal van zo'n 300 verschillende etnische groepen die zich onderscheiden door taal en cultuur
- Het bestaan van de eenheidsstaat. Gebieden hebben geen autonomie wat door mensen als onrechtvaardig wordt beschouwd. Alle opbrengsten komen bij de centrale overheid terecht. De bevolking profiteert niet of nauwelijks van aanwezige grondstoffen en dergelijke.
- Het leger
- Alle wereldgodsdiensten zijn vertegenwoordigd in Indonesië
- Transmigratie. In sommige gebieden overheersen de immigranten, wat tot conflicten met de oorspronkelijke bevolking leidt.
- Onrechtvaardige verdeling van de inkomens (Chinezen)
- Onder Soeharto's bewind werden Christenen voorgetrokken. Men zit nu nog met de erfenis hiervan
- (slechte) Economische situatie
Gevolgen van de conflicten:
- Gebieden in Indonesië krijgen nu meer autonomie
- Gebieden in Indonesië eisen onafhankelijkheid
- Vluchtelingenstromen
Men kan concluderen dat, tenzij gebieden onafhankelijk worden, er altijd een kans op conflicten blijft bestaan. Met de nieuwe regering heeft men echter de verwachting dat de toekomst van het land met hen er beter uitziet dan tevoren, omdat deze niet onwelwillend staat tegen eisen van sommige gebieden. De kern van de problemen zit hem vaak in het feit dat de economische situatie slecht is. Dit hoeft niet zo te zijn. Wanneer inkomens beter verdeeld worden en de bevolkingsgroei wordt afgeremd is Indonesië in potentie een rijk land met de aanwezige grond- en delfstoffen.