Werkstuk: Kinderarbeid
kinderarbeid
Over de hele wereld verspreid zijn er maar liefst 250 miljoen kinderen onder de 14 jaar die gedwongen worden te werken. Die niet naar school gaan maar die iedere dag weer vaak zwaar, smerig en gevaarlijk werk moeten doen. Per dag komen er zo'n 80.000 werkende kinderen bij.
Kinderarbeid komt vaker voor bij meisjes dan bij jongens. Want behalve dat meisjes vaak worden gedwongen te werken in de huishouding en in de prostitutie moeten ze thuis ook nog allerlei klussen doen.
Waar komt kinderarbeid op de wereld voor? Verreweg het meest in Azi?, met name in India. De diverse schattingen lopen uiteen: maar waarschijnlijk zo'n 50 miljoen kinderen in dit land worden gedwongen te werken. Ook in Afrika en Zuid-Amerika is sprake van veel kinderarbeid. Maar het is niet alleen een verschijnsel in de Derde Wereld. Ook in Europa en de Verenigde Staten bestaat het.
Kinderarbeid komt voornamelijk voor in de landbouw (Afrika en Zuid-Amerika) en in de industrie (Azi?). Met name in India, Bangladesh en Pakistan werken veel kinderen in de tapijtindustrie. Kinderen werken ook in de mijnbouw. Zo is in Peru 20 procent van de arbeiders in de goudmijnen tussen de 11 en 18 jaar. En dat terwijl de internationale minimumleeftijd voor werken in de mijnbouw 18 jaar is.
Een wel zeer gruwelijke vorm van kinderarbeid is de inlijving in het leger. Tijdens de oorlog tussen Irak en Iran in de jaren tachtig dwong Iran kinderen om door mijnenvelden te lopen. Zo konden de mijnen worden opgespoord. Dat hierbij duizenden kinderen werden verminkt of gedood was voor de machthebbers in Iran niet belangrijk.
Kinderarbeid in Nederland is officieel verboden. Wel zijn er enkele uitzonderingen. In 1874 nam de Tweede Kamer de eerste wet op het gebied van kinderarbeid aan.
Het bestaan van kinderarbeid is het gevolg van diverse andere problemen. Armoede is hierbij verreweg het grootste probleem. In de Derde Wereld zijn er veel gezinnen die zo arm zijn dat ze ternauwernood een menswaardig bestaan leiden. In zo'n situatie moet iedereen in het gezin meewerken om ervoor te zorgen dat er geld binnenkomt. Dat geldt dus ook voor kinderen.
Wanneer ouders schulden hebben opgebouwd kan armoede in zeer uitzonderlijke gevallen zelfs leiden tot gedwongen tewerkstelling van kinderen en slavernij. Bijvoorbeeld als ouders schulden maken om de dokter te betalen. De kinderen worden dan meegegeven aan degene die hen het geld heeft geleend om zo de schuld af te betalen. Maar de kinderen verdienen zo weinig dat ze de schuld nooit kunnen afbetalen. Op deze manier worden de kinderen feitelijk het 'bezit' van de geldlener. Deze vorm van dwangarbeid is doorgaans bij de wet verboden. Maar met name in India komt het nog veel voor.
Overigens is kinderarbeid niet alleen het gevolg van armoede, kinderarbeid leidt ook weer tot nieuwe armoede. Want kinderen die gedwongen worden om te werken zullen het nooit beter krijgen als ze niet naar school kunnen. Dat zal er uiteindelijk toe leiden dat ook zij hun kinderen weer uit werken zullen sturen.
Een andere oorzaak van de toename van kinderarbeid is de bevolkingsgroei. Volgens UNICEF, de kinderorganisatie van de Verenigde Naties, kan dit het probleem van de volgende eeuw worden voor de Derde Wereld. Daarom vindt UNICEF dat er speciale programma's moeten komen voor vrouwen en meisjes waarin voorlichting over gezinsplanning wordt gegeven.
Ook is er meer vraag naar kinderen als arbeidskracht doordat het productieproces in met name de industrie in de Derde Wereld is veranderd. Steeds meer werk wordt uitbesteed. Internationale concerns schakelen lokale bedrijven in de lagelonenlanden in voor het uitvoeren van orders. Deze bedrijfjes voeren een concurrentie van leven op dood met elkaar bij het binnenhalen van deze opdrachten. Ze hebben er dus belang bij om zo goedkoop mogelijk te produceren. Daarom zoeken ze de goedkoopste arbeidskrachten. Dat zijn kinderen.
Ook het ontbreken van goed onderwijs is een belangrijke oorzaak voor het ontstaan van kinderarbeid. In veel ontwikkelingslanden bestaat geen verplichting voor de ouders om hun kind naar school te sturen. Daarom moet er in die landen eerst de leerplicht worden ingesteld. Maar dat alleen is niet voldoende. De overheid moet ook het belang inzien van het geven van goed onderwijs aan kinderen. En dat is niet alleen een kwestie van geld, het is ook een kwestie van goede wil. Waartoe dit kan leiden bewijst de situatie in de Indiase deelstaat Kerala. Ondanks dat India het land met de meeste kinderarbeid is, gaan de kinderen in Kerala naar school. Maar in Kerala wordt dan ook dubbel zoveel geld aan onderwijs uitgegeven als in de rest van India. De resultaten zijn opzienbarend: vrijwel alle kinderen gaan naar de basisschool en daarna naar een vervolgopleiding. Het gevolg is dat maar zo'n drie procent van de kinderen werkt in Kerala. In andere Indiase deelstaten ligt dat percentage aanzienlijk hoger.
Sinds juni 1998 wordt binnen de ILO gewerkt aan een nieuwe conventie die is gericht op het onmiddellijk uitbannen van de meest extreme vormen van kinderarbeid, als aanvulling op de bestaande conventie 138. In de conventie zal staan dat er onmiddellijk een eind moet komen aan de meest verschrikkelijke vormen van kinderarbeid, zoals slavernij, prostitutie, het werken met gevaarlijke stoffen of het 24 uur werken als dienstmeisje zonder betaling.
De ‘Global March’ tegen kinderarbeid die voorjaar 1998 plaatsvond heeft er toe bijgedragen dat het een goed verdrag wordt. De wereldmars blijft bestaan. Het wordt een wereldbeweging die bij de uitvoering van de nieuwe ILO-conventie betrokken blijft. In juni 1999 wordt het nieuwe verdrag aangenomen. Daarna moeten alle landen, samen met de vakbonden, werkgevers en andere organisaties, actieplannen maken om onmiddellijk een einde te maken aan de ergste vormen van kinderarbeid.
De FNV vindt dat de internationale politiek zich sterker moet maken voor de afschaffing van kinderarbeid. Sinds 1995 ondersteunt de FNV het keurmerk 'Rugmark' (Engels voor tapijtmerk). Door deze internationale actie te steunen wil de FNV de kinderarbeid in de tapijtindustrie in India tegengaan. Door een financi?le bijdrage van de importeurs van deze tapijten kan onderwijs voor deze kinderen
Over de hele wereld verspreid zijn er maar liefst 250 miljoen kinderen onder de 14 jaar die gedwongen worden te werken. Die niet naar school gaan maar die iedere dag weer vaak zwaar, smerig en gevaarlijk werk moeten doen. Per dag komen er zo'n 80.000 werkende kinderen bij.
Kinderarbeid komt vaker voor bij meisjes dan bij jongens. Want behalve dat meisjes vaak worden gedwongen te werken in de huishouding en in de prostitutie moeten ze thuis ook nog allerlei klussen doen.
Waar komt kinderarbeid op de wereld voor? Verreweg het meest in Azi?, met name in India. De diverse schattingen lopen uiteen: maar waarschijnlijk zo'n 50 miljoen kinderen in dit land worden gedwongen te werken. Ook in Afrika en Zuid-Amerika is sprake van veel kinderarbeid. Maar het is niet alleen een verschijnsel in de Derde Wereld. Ook in Europa en de Verenigde Staten bestaat het.
Kinderarbeid komt voornamelijk voor in de landbouw (Afrika en Zuid-Amerika) en in de industrie (Azi?). Met name in India, Bangladesh en Pakistan werken veel kinderen in de tapijtindustrie. Kinderen werken ook in de mijnbouw. Zo is in Peru 20 procent van de arbeiders in de goudmijnen tussen de 11 en 18 jaar. En dat terwijl de internationale minimumleeftijd voor werken in de mijnbouw 18 jaar is.
Een wel zeer gruwelijke vorm van kinderarbeid is de inlijving in het leger. Tijdens de oorlog tussen Irak en Iran in de jaren tachtig dwong Iran kinderen om door mijnenvelden te lopen. Zo konden de mijnen worden opgespoord. Dat hierbij duizenden kinderen werden verminkt of gedood was voor de machthebbers in Iran niet belangrijk.
Kinderarbeid in Nederland is officieel verboden. Wel zijn er enkele uitzonderingen. In 1874 nam de Tweede Kamer de eerste wet op het gebied van kinderarbeid aan.
Het bestaan van kinderarbeid is het gevolg van diverse andere problemen. Armoede is hierbij verreweg het grootste probleem. In de Derde Wereld zijn er veel gezinnen die zo arm zijn dat ze ternauwernood een menswaardig bestaan leiden. In zo'n situatie moet iedereen in het gezin meewerken om ervoor te zorgen dat er geld binnenkomt. Dat geldt dus ook voor kinderen.
Wanneer ouders schulden hebben opgebouwd kan armoede in zeer uitzonderlijke gevallen zelfs leiden tot gedwongen tewerkstelling van kinderen en slavernij. Bijvoorbeeld als ouders schulden maken om de dokter te betalen. De kinderen worden dan meegegeven aan degene die hen het geld heeft geleend om zo de schuld af te betalen. Maar de kinderen verdienen zo weinig dat ze de schuld nooit kunnen afbetalen. Op deze manier worden de kinderen feitelijk het 'bezit' van de geldlener. Deze vorm van dwangarbeid is doorgaans bij de wet verboden. Maar met name in India komt het nog veel voor.
Overigens is kinderarbeid niet alleen het gevolg van armoede, kinderarbeid leidt ook weer tot nieuwe armoede. Want kinderen die gedwongen worden om te werken zullen het nooit beter krijgen als ze niet naar school kunnen. Dat zal er uiteindelijk toe leiden dat ook zij hun kinderen weer uit werken zullen sturen.
Een andere oorzaak van de toename van kinderarbeid is de bevolkingsgroei. Volgens UNICEF, de kinderorganisatie van de Verenigde Naties, kan dit het probleem van de volgende eeuw worden voor de Derde Wereld. Daarom vindt UNICEF dat er speciale programma's moeten komen voor vrouwen en meisjes waarin voorlichting over gezinsplanning wordt gegeven.
Ook is er meer vraag naar kinderen als arbeidskracht doordat het productieproces in met name de industrie in de Derde Wereld is veranderd. Steeds meer werk wordt uitbesteed. Internationale concerns schakelen lokale bedrijven in de lagelonenlanden in voor het uitvoeren van orders. Deze bedrijfjes voeren een concurrentie van leven op dood met elkaar bij het binnenhalen van deze opdrachten. Ze hebben er dus belang bij om zo goedkoop mogelijk te produceren. Daarom zoeken ze de goedkoopste arbeidskrachten. Dat zijn kinderen.
Ook het ontbreken van goed onderwijs is een belangrijke oorzaak voor het ontstaan van kinderarbeid. In veel ontwikkelingslanden bestaat geen verplichting voor de ouders om hun kind naar school te sturen. Daarom moet er in die landen eerst de leerplicht worden ingesteld. Maar dat alleen is niet voldoende. De overheid moet ook het belang inzien van het geven van goed onderwijs aan kinderen. En dat is niet alleen een kwestie van geld, het is ook een kwestie van goede wil. Waartoe dit kan leiden bewijst de situatie in de Indiase deelstaat Kerala. Ondanks dat India het land met de meeste kinderarbeid is, gaan de kinderen in Kerala naar school. Maar in Kerala wordt dan ook dubbel zoveel geld aan onderwijs uitgegeven als in de rest van India. De resultaten zijn opzienbarend: vrijwel alle kinderen gaan naar de basisschool en daarna naar een vervolgopleiding. Het gevolg is dat maar zo'n drie procent van de kinderen werkt in Kerala. In andere Indiase deelstaten ligt dat percentage aanzienlijk hoger.
Sinds juni 1998 wordt binnen de ILO gewerkt aan een nieuwe conventie die is gericht op het onmiddellijk uitbannen van de meest extreme vormen van kinderarbeid, als aanvulling op de bestaande conventie 138. In de conventie zal staan dat er onmiddellijk een eind moet komen aan de meest verschrikkelijke vormen van kinderarbeid, zoals slavernij, prostitutie, het werken met gevaarlijke stoffen of het 24 uur werken als dienstmeisje zonder betaling.
De ‘Global March’ tegen kinderarbeid die voorjaar 1998 plaatsvond heeft er toe bijgedragen dat het een goed verdrag wordt. De wereldmars blijft bestaan. Het wordt een wereldbeweging die bij de uitvoering van de nieuwe ILO-conventie betrokken blijft. In juni 1999 wordt het nieuwe verdrag aangenomen. Daarna moeten alle landen, samen met de vakbonden, werkgevers en andere organisaties, actieplannen maken om onmiddellijk een einde te maken aan de ergste vormen van kinderarbeid.
De FNV vindt dat de internationale politiek zich sterker moet maken voor de afschaffing van kinderarbeid. Sinds 1995 ondersteunt de FNV het keurmerk 'Rugmark' (Engels voor tapijtmerk). Door deze internationale actie te steunen wil de FNV de kinderarbeid in de tapijtindustrie in India tegengaan. Door een financi?le bijdrage van de importeurs van deze tapijten kan onderwijs voor deze kinderen