Werkstuk: Mieren
De Amazonemier
De soort van de mieren die geheel op het houden van slaven is aangewezen de dolkkaken niet geschikt zijn voor het verrichten van werkzaamheden en zelfs het instinct om actief tot zich te nemen verloren is gegaan.
In Nederland en België zijn enkele resten aangetroffen.
De Rode Bosmier
De diersoort Formica rufa uit de mieren in bossen loofbossen voorkomend.
(Lengte tot 9 mm.)
Algemeen in dennenbossen bouwen kegelvormige nesten en zijn door het vangen van schadelijke insecten nuttig voor bosbouw.
Reden daarvoor is dat ze beschermd zijn een nest kunnen verscheidene koningsmieren (tot ca.100) en meer dan 100.000 werksters leven.
Verschillende mieren.
Er zijn veel verschillende mieren de rode mier, de zwarte mier, de fara-o-mier, Argentijnse mier, het veld mier enzovoort.
Ze zijn groot klein rond driehoekig lang dun dik breiden slank sommige zijn zwart bruin of rood.
Je zou ze haast niet herkennen met blote ogen.
Ze hebben veel vijanden de ergste zijn Mensen, want die trappen steeds op ze terwijl ze het niet kunnen herkennen terwijl het ook levende wezens zijn.
Zoals wij grote miereneter zijn ook vijanden.
Ze hebben kleverige lange tongen waarmee ze zonder moeite mieren of termieten kunnen verzamelen.
Dat geld niet alleen voor grote mieren beer die twee plus de mens zijn.
De grootste vijanden van een mier.
Sommige werkmieren verzamelen voedsel, andere zorgen voor het huishouden en verzorgen van de koningin en de jonge mieren.
Ze eten alles wat zoet is maar ook bladluizen kevers.
Hun huis is meestal eindelijk altijd van de grond.
Ze broeden daar altijd jonge mieren uit.
En als ze om hoog naar de oppervlakte is het meestal om voedsel te halen al komen ze vaak niet levend terug.
De suikerpotmier
Mieren eten graag zoetigheid.
Dat is de brandstof waarop hun 'motor' loopt (hart lichaam)
Mieren wonen meestal in de grond of onder de stoep.
Ze graven hun nest in de grond.
Dat gaat in zand gemakkelijker dan in klei.
Mieren wonen meestal onder tegels die tegels de warmte van de zon vasthouden.
Het is ook een dak en een kachel.
De mieren die hun nest heel vaak op zo plek maken zijn bruine wegmieren.
Dat zijn bruine zwarte mieren van nog geen halve centimeter groot.
Mieren De meeste mieren maken hun nest tussen de planten.
Het nest is een hoop zand en dat noemen wij een koepel die koepel heeft een ronde vorm en steek boven de grond uit. De zon zorgt er voor dat de koepel warm blijft dus er mogen geen planten om heen staan want dat dekt de koepel.
De koning zoekt een goede plek voor een nest te maken en daar begraaft ze zich.
Op die plek legt ze ook eitjes uit die eitjes komen larven die verzorgd worden door de koning.
Als ze groot zijn veranderen de larven in een pop.
Een pop noemen we wel eens een cocon.
Uit de cocon komen mieren die mieren noemen we werksters die kunnen geen kinderen krijgen.
De werksters nemen het werk van de koningin over.
De koningin legt alleen nog maar eitjes. Dei eitjes komen in de zomer uit en dan vliegen ze weg kort daar na gaan ze dood.
Mieren
Mieren eten graag zoetigheid omdat dat is de brandstof waarop hun motor loopt.
Je hebt heel veel verschillende mieren voorbeelden rode mier, zwarte mier, faro mier, en Argentijnse mier.
Sommige werkmieren verzamelen voedsel andere zorgen voor het huishouden en verzorgen dan bladluis.
De twee merkwaardige miersoorten leven in tropische streken.
Het zijn de Parasolmier en de trekmier. Parasolmiere hebben tuinen en kweken kleine paddestoelen.
De werknemer mieren van deze soort verzamelen stukjes blad, waarop deze paddestoelen kunnen leven.
Je ziet mieren vaak dode insecten met zich mee slepen, dat is voedsel voor de larven.
Mieren eten de luizen niet. Ze betasten ze met hun voelsprieten
De bladluizen geven dan een druppel zoette vloeistof.
Veestapel voor mieren.
Mieren zijn gek op een plant dat honingdauw heet. Met de voeling van hun voelsprieten dus voeten. Ze pakken de bladluizen om de zoete stof af te scheiden. En waneer ze vol zijn gaan ze terug naar hun nest. werkmieren in die in het nest zijn gebleven krijgen honingdauw die de haalmier vanuit een speciale
Maag omhoog perst en in hun bek spuit mieren houden en beschermen zelfs hele kolonies bladluizen alsof het hun veestapel is ze eten op van belagers en verjagen vijanden, zoals, lieveheersbeestjes, gaasvliegen, spinnen, zweefvliegen
De soort van de mieren die geheel op het houden van slaven is aangewezen de dolkkaken niet geschikt zijn voor het verrichten van werkzaamheden en zelfs het instinct om actief tot zich te nemen verloren is gegaan.
In Nederland en België zijn enkele resten aangetroffen.
De Rode Bosmier
De diersoort Formica rufa uit de mieren in bossen loofbossen voorkomend.
(Lengte tot 9 mm.)
Algemeen in dennenbossen bouwen kegelvormige nesten en zijn door het vangen van schadelijke insecten nuttig voor bosbouw.
Reden daarvoor is dat ze beschermd zijn een nest kunnen verscheidene koningsmieren (tot ca.100) en meer dan 100.000 werksters leven.
Verschillende mieren.
Er zijn veel verschillende mieren de rode mier, de zwarte mier, de fara-o-mier, Argentijnse mier, het veld mier enzovoort.
Ze zijn groot klein rond driehoekig lang dun dik breiden slank sommige zijn zwart bruin of rood.
Je zou ze haast niet herkennen met blote ogen.
Ze hebben veel vijanden de ergste zijn Mensen, want die trappen steeds op ze terwijl ze het niet kunnen herkennen terwijl het ook levende wezens zijn.
Zoals wij grote miereneter zijn ook vijanden.
Ze hebben kleverige lange tongen waarmee ze zonder moeite mieren of termieten kunnen verzamelen.
Dat geld niet alleen voor grote mieren beer die twee plus de mens zijn.
De grootste vijanden van een mier.
Sommige werkmieren verzamelen voedsel, andere zorgen voor het huishouden en verzorgen van de koningin en de jonge mieren.
Ze eten alles wat zoet is maar ook bladluizen kevers.
Hun huis is meestal eindelijk altijd van de grond.
Ze broeden daar altijd jonge mieren uit.
En als ze om hoog naar de oppervlakte is het meestal om voedsel te halen al komen ze vaak niet levend terug.
De suikerpotmier
Mieren eten graag zoetigheid.
Dat is de brandstof waarop hun 'motor' loopt (hart lichaam)
Mieren wonen meestal in de grond of onder de stoep.
Ze graven hun nest in de grond.
Dat gaat in zand gemakkelijker dan in klei.
Mieren wonen meestal onder tegels die tegels de warmte van de zon vasthouden.
Het is ook een dak en een kachel.
De mieren die hun nest heel vaak op zo plek maken zijn bruine wegmieren.
Dat zijn bruine zwarte mieren van nog geen halve centimeter groot.
Mieren De meeste mieren maken hun nest tussen de planten.
Het nest is een hoop zand en dat noemen wij een koepel die koepel heeft een ronde vorm en steek boven de grond uit. De zon zorgt er voor dat de koepel warm blijft dus er mogen geen planten om heen staan want dat dekt de koepel.
De koning zoekt een goede plek voor een nest te maken en daar begraaft ze zich.
Op die plek legt ze ook eitjes uit die eitjes komen larven die verzorgd worden door de koning.
Als ze groot zijn veranderen de larven in een pop.
Een pop noemen we wel eens een cocon.
Uit de cocon komen mieren die mieren noemen we werksters die kunnen geen kinderen krijgen.
De werksters nemen het werk van de koningin over.
De koningin legt alleen nog maar eitjes. Dei eitjes komen in de zomer uit en dan vliegen ze weg kort daar na gaan ze dood.
Mieren
Mieren eten graag zoetigheid omdat dat is de brandstof waarop hun motor loopt.
Je hebt heel veel verschillende mieren voorbeelden rode mier, zwarte mier, faro mier, en Argentijnse mier.
Sommige werkmieren verzamelen voedsel andere zorgen voor het huishouden en verzorgen dan bladluis.
De twee merkwaardige miersoorten leven in tropische streken.
Het zijn de Parasolmier en de trekmier. Parasolmiere hebben tuinen en kweken kleine paddestoelen.
De werknemer mieren van deze soort verzamelen stukjes blad, waarop deze paddestoelen kunnen leven.
Je ziet mieren vaak dode insecten met zich mee slepen, dat is voedsel voor de larven.
Mieren eten de luizen niet. Ze betasten ze met hun voelsprieten
De bladluizen geven dan een druppel zoette vloeistof.
Veestapel voor mieren.
Mieren zijn gek op een plant dat honingdauw heet. Met de voeling van hun voelsprieten dus voeten. Ze pakken de bladluizen om de zoete stof af te scheiden. En waneer ze vol zijn gaan ze terug naar hun nest. werkmieren in die in het nest zijn gebleven krijgen honingdauw die de haalmier vanuit een speciale
Maag omhoog perst en in hun bek spuit mieren houden en beschermen zelfs hele kolonies bladluizen alsof het hun veestapel is ze eten op van belagers en verjagen vijanden, zoals, lieveheersbeestjes, gaasvliegen, spinnen, zweefvliegen